Tjerk  Vermaning.

Amateurarcheoloog. 18 januari 1929 -  11 oktober 1987. 


Tjerk Vermaning beschuldigd van vervalsing.

In 1967 ontdekte Tjerk Vermaning een "mammoetjagerskampement" bij Hijken met ruim 400 artefacten verspreid over een akker met de overeenkomsten van de eerdere vondsten te Hoogersmilde. Ook op andere vindplaatsen zoals Eemster vond Vermaning verschillende vuursteen artefacten die 50.000-80.000 jaar oud zijn. Hij toonde aan dat de bewoning in Nederland honderdduizend jaar eerder begon dan algemeen werd aangenomen.


In 1972 verkocht Vermaning onder druk een deel van zijn vondsten door aan het Biologisch-Archeologisch Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen. Prof. Waterbolk, die Vermanings vondsten in 1973 nog als authentiek paleolithisch had erkend, kreeg later zijn bedenkingen. Prof. Waterbolk en drs. Stapert, van het Biologisch Archeologisch Instituut hadden hun twijfels over de echtheid van de artefacten. Stapert wilde met zijn vage ontdekking op de vuursteen werktuigen als vervalsingen promoveren. Het gevolg was, Vermaning werd op 18 maart 1975 door de politie aangehouden op verdenking van oplichting en voor verhoor ingesloten op het bureau van de rijkspolitie in Assen en pas na 26 uur werd hij weer vrijgelaten.

Afb. 1. Proces Tjerk Vermaning in Assen; archeologische vondsten in rechtszaal, bewaakt door bodes. Tijdens de eerste strafvonnis op 3 februari 1977.

1


Voor het strafrechtelijk onderzoek werd het gerechtelijk laboratorium ingeschakeld, maar zij hadden laten weten dat ze niet deskundig waren op het gebied van steentijd artefacten. Ze vroegen om advies aan Stapert, die Vermaning beschuldigde en min of meer het onderzoek van het gerechtelijk laboratorium leidde in de zaak Vermaning. Hierdoor was er geen sprake van een onafhankelijk onderzoek, aangezien Stapert zelf met de beschuldigingen kwam. Het justitiële apparaat maakte grote fouten door Stapert de kans te geven om op te treden als onbevoegd opsporingsambtenaar door hem de woonboot van Vermaning te laten doorzoeken. Hij doorzocht de lades en kasten op een ruwe manier. Dit gebeurde terwijl Tjerk Vermaning nog vastgehouden werd op het bureau van de rijkspolitie in Assen. Dit leidde tot ernstige verstoring en ontoelaatbare onbehoorlijkheid in het onderzoek. 


Klik om te vergroten. 2


Er volgde daarop een strafvonnis in 1977. Vermaning werd in eerste instantie schuldig bevonden aan oplichting en op 17 juni 1977 veroordeeld tot een maand gevangenisstraf. Door de bewering van drs. Stapert, en prof. Waterbolk dat de artefacten van Vermaning uit vers bewerkte stenen zouden bestaan, die later met elektrische slijpschijven zouden zijn bewerkt. De collectie Hoogersmilde had Stapert maar deels onderzocht. De Eemster en Ravenswoud collectie had Stapert niet gezien voor onderzoek maar verklaarde tijdens de rechtszitting dat hij beide collecties had onderzocht. Een derde deel van de collectie Hijken blijkt voor of tijdens het proces Vermaning spoorloos te zijn tot op de dag van vandaag.

Afb. 2. Voortzetting proces in hoger beroep 1978. Tjerk vermaning links met in het midden zijn vrouw Grada. Achter de microfoon de advocaat van Tjerk Vermaning, mr. R. vd Molen. Bij het gerechtshof in Leeuwarden.

Dr. G. Boom van de Rijksuniversiteit van Groningen en onderzoeker van het laboratorium Fysische Metaalkunde, ontdekte een opmerkelijke gelijkenis onder de elektronenmicroscoop. De oppervlaktelaag tussen authentieke artefacten en de artefacten van Vermaning, daar was spectraal en microscopisch geen verschil in te zien. Helaas is deze ontdekking tijdens de rechtszaak door Stapert gebagatelliseerd en als onbelangrijk genoemd, waardoor het onderzoeksrapport van 10 maart 1975 door dr. Boom niet de aandacht kreeg in de rechtszitting. Die informatie zou van cruciaal belang zijn geweest voor Vermaning tijdens de rechtszaak. De uitslag van de conclusie uit het rapport van dr. G. Boom was in het nadeel van drs. Stapert en prof. Waterbolk. Tijdens de opening van de rechtszitting is de naam van dr. Boom niet genoemd bij het voorlezen van de lijst van getuige-deskundigen door de griffier. Het onderzoeksrapport was met opzet door Stapert buiten de rechtszitting gehouden.


Tjerk Vermaning besloot om in hoger beroep te gaan nadat het vonnis van het lagere gerecht was uitgesproken. De 2e zitting begon op 30 november 1978 en in hoger beroep op 21 december 1978, werd hij vrijgesproken, omdat niet kon worden bewezen en aangetoond dat de artefacten vervalst zouden zijn. De Groningse professionals prof. Waterbolk en Stapert hadden hun aanklacht onvoldoende onderbouwd en met onderling tegenstrijdigheden en slecht bewijs. Het hof is van mening dat de aanklagers er niet in zijn geslaagd om hun beschuldigingen op elkaar af te stemmen, terwijl professor Bosinski als deskundige er zelfs in slaagt om een steen van Vermaning te laten passen op een door hem als authentiek verklaard prehistorisch stenen werktuig geel van kleur. Was het die zelfde Bosinski, die ook uit zijn eigen opgraving een vuursteen reconstutie maakt van geel vuursteen en dat omschreef in “Bonner Jahrbucher” 166, blz 324, hij verklaarde in de rechtbank onder ede dat hij geen ervaring had met geel vuursteen. Prof. Bosinski hield de rechtbank ook voor: “de steencomposities van Vermaning zijn een bewijs van Valsheid. Bosinski schrijft zelf in zijn artikelen over de door hem gevonden steencomposities als authentiek midden-paleolithisch. Ook noemt hij een Vermaning-vuistbijl "vals” waarvan hij later zelf schreef dat hij die niet had onderzocht. Een passende afslag die hij als midden-paleolitisch verklaarde paste op de vuistbijl die hij voor vals verklaarde. Prof. Bosinski was net als prof. Bordes een soort van knipperlicht deskundige. De specifieke bewijsstuk de gele Leemdijkbijl speelde een cruciale rol in het proces om de onschuld van Vermaning aan te tonen door Ad Wouters.

Vermaning voelde zich aangetast in zijn goede naam. Vermaning kwam erachter hoe moeilijk het was om een onbetrouwbaar onderzoek te weerleggen, aangezien het niet om feiten ging, maar om autoriteiten die in eerste instantie onvoorwaardelijk werden geloofd ze maakten er gebruik van, maar maakten er ook misbruik van. Amateurarcheologen hebben Tjerk Vermaning geholpen door aantoonbaar bewijs te leveren dat de artefacten niet waren vervalst. Dr. ir. C. Franssen uit Bennekom en Ad Wouters uit Lent waren getuigen-deskundigen voor Vermaning.

Na zijn vrijspraak deed Vermaning aangifte wegens smaad en laster tegen H.T. Waterbolk en drs. D. Stapert. Ondanks dat de hoofdofficier geen reden zag om de aanklacht honoreren, tekende vermaning beroep aan. Ook het hoger beroep werd aan de kant geschoven. De rechtbank wilde een einde maken aan de slepende kwestie.

Klik om te vergroten. 3


Afb.3. links H.T. Waterbolk, O. Harsema en D. Stapert, allen verbonden aan het Biologisch-Archeologisch Insituut van de Rijksuniversiteit Groningen. Rechtszitting in hoger beroep, 30 november 1978.


Landelijk kreeg de zaak Vermaning  op  tv en in de Kranten veel aandacht waardoor een publieke beeldvorming ontstond en de meningen raakte verdeeld. Geïnteresseerde amateur-archeologen begonnen in 1976 ter ondersteuning van Tjerk Vermaning de vereniging APAN  Aktieve Praktijk Archeologie Nederland. Vrienden van Vermaning omschrijven Vermaning als een eerlijk integere man, die niet medeplichtig en schuldig is aan oplichting en bedrog. Na de rechtszaak kwamen er boeken over de zaak Tjerk Vermaning en er kwam een speciale expositie in het Drents museum. Tot op de dag van vandaag zijn nog steeds beroeps en amateur-archeologen die het oneens zijn met elkaar over de vondsten van Vermaning. Sindsdien is Tjerk Vermaning de meest omstreden en beroemde amateurarcheoloog van Nederland geworden.



 

◀  Video: De tv documentaire ‘Een rechtelijke dwaling’ door Co Patist. Deze Veronica documentaire uit 1983 is nooit uitgezonden omdat er geen wederhoor kon plaatsvinden met de aanklagers, Prof. Waterbolk en drs. Stapert. Beide wilde geen medewerking aan de documentaire verlenen. Hierdoor besloot de eindredactie de tv documentaire niet uit te zenden. 


 


Audio: Professor Waterbolk, aanstichter van de arrestatie Tjerk Vermaning, geeft een reactie tijdens het NOS/Journaal van 18 maart 1975. Waarom Tjerk Vermaning wordt verdacht van bedrog en is aangehouden op verdenking van oplichting en voor verhoor ingesloten.  Verwijderbaar glans en slijpsporen was voor hem het bewijs.   




Vervalste Vondsten Dilemma.


Vermaning raapte in 1965 de vuistbijlen op aan de oppervlakte van het keizand te Hoogersmilde, dat is de laag die direct op de keileem ligt. In datzelfde jaar begon beroepsarcheoloog Van der Waals, in oktober 1965 een archeologische opgraving in de onaangeroerde grondlagen van de vindplaats Hoogersmilde. Daaruit kwam een kwart van de totale vondsten, 26 werktuigen naar boven die in alle opzichten identiek waren aan de Vermanings vondsten. Stapert, kwam later met de argumenten waarom Van der Waals volgens Stapert voor de gek was gehouden door Tjerk Vermaning. Van der Waals kon niet anders dan in zijn positie overstag te gaan. De vuistbijlen zouden zijn vervalst en later in de bodem zijn gestopt. "Maar dan mag je toch aannemen dat een ervaren archeoloog als Van der Waals het verschil kon zien tussen geroerde en ongeroerde grond lagen?¨


▲ K.N.M.I. Neerslag 1965.




▲ Archeologische opgraving oude steentijd. Najaar 1965.


Voor dat verschil van geroerde en ongeroerde grond had prof. Waterbolk iets bedacht. Waterbolk beweerde dat Tjerk Vermaning stiekem de stenen in de grond stopte tijdens archeologische opgravingen toen het regende waardoor de stenen makkelijk in de grond zijn te drukken en het net is of ze in ongestoorde grond zitten. Dit werd echter niet ondersteund door een student archeologie die tijdens de opgravingen aangaf in zijn studieverslag, dat de grond extreem hard was en de temperatuur koud. Ook boer Vos had al laten weten dat de grond van de vindplaats Hoogersmilde toen keihard was zodat er geen spijker in de grond was te slaan. De vermeende diepte waarop Vermaning de stenen zou hebben begraven, was op 80 cm diepte. Echter, het argument van prof. Waterbolk, dat de stenen door regenbuien stevig in de grond konden worden gedrukt, klopt niet. Er werd door Ad Wouters benadrukt dat er helemaal geen regen viel tijdens de opgravingen in Hoogersmilde in 1965. Een analyse van een weerkaart van het KNMI bevestigde dit feit, aangezien de eerste stevige regenbui pas vijf dagen na voltooiing van de opgraving plaatsvond. Een weerkaart van het KNMI uit 27-9 t/m 16-10-1965 bevestigt dit. Als Tjerk Vermaning die stenen in de grond had gestopt zou dat zijn opgevallen. In de bodemvorming zijn de artefacten redelijk bij elkaar blijven liggen in een lemige keizandlaag waardoor ze nauwelijks patina krijgen, omdat ze in de leem goed ingebed hebben gelegen door cyroturbatie.


Op zoek naar erkenning.


Tjerk Vermaning was vastbesloten om aan te tonen dat Neanderthalers in Nederland hadden geleefd. Hij had herhaaldelijke gesprekken met archeologen, waaronder conservator en archeoloog J.D. van der Waals van het Drents Museum (1959-1966). Van der Waals raakte geïrriteerd omdat Vermaning hem in de winter bleef opzoeken en steeds opnieuw over het onderwerp begon, bewerend dat hij het bewijs zou gaan vinden. Van der Waals kon geen werktuigen herkennen in de losse vuursteen vondsten die aan hem werden getoond en waar hij volgens zijn eigen zeggen, regelmatig mee werd lastiggevallen. Uiteindelijk moest Van der Waals later wel toegeven dat Vermaning met de vondsten uit Hoogersmilde had aangetoond dat Neanderthalers in Nederland verbleven. Echter, na twijfels die in 1975 door Stapert werden geuit over de echtheid van de artefacten, nam de argwaan toe bij Van der Waals en was teleurgesteld. Hij benoemd daarna de bezoekjes van Vermaning als, langskomen om kletspraatjes te houden. Desondanks erkende hij dat Vermaning een uitzonderlijk talent had om artefacten te vinden. Na de valsheid bevindingen van Stapert werd er echter weinig positiefs meer gezegd over Vermaning en zijn vindplaatsen, en ook Van der Waals zette daarna vraagtekens bij de betrouwbaarheid ervan. Ondanks, uit de archeologische opgraving die Van der Waals in oktober 1965 uitvoerde in de ongerepte grondlagen van de Hoogersmilde-vindplaats, er werktuigen naar boven kwamen die op alle vlakken identiek waren aan de vondsten van de Vermanings. Van der Waals stemde in met Stapert's argument dat Vermaning de vuursteenwerktuigen op een slimme manier in de grond had geplaatst.

Tjerk Vermaning voelde al geruime tijd weerstand van buitenaf, met name vanwege de culturele kloof tussen hem en de academisch opgeleide archeologen. Hij voelde zich aan de kant gezet en teleurgesteld dat hij niet de erkenning en prijzen kreeg die hij verwachtte voor zijn ontdekkingen. Hij nam het Van der Waals en andere archeologen kwalijk dat hij geen koninklijke onderscheidingen ontving op Koninginnedag, dat de culturele prijs van Drenthe naar iemand anders ging en dat hij geen eredoctoraat kreeg. De verstandhouding tussen Vermaning en de beroepsarcheologie was slecht en werd verergerd door Vermaning's openlijke kritiek in de media. Archeologen, waaronder Prof. Waterbolk, keerden zich tegen Vermaning en beschuldigden hem van het niet hebben van exclusieve kennis over archeologie. In de rechtszaak tegen hem was er geen enkele professionele archeoloog meer bereid om Tjerk Vermaning te verdedigen.

Vermaning aarzelde niet om zijn vondsten naar voren te brengen in de media. In de tijd waarin Tjerk Vermaning zijn belangrijke ontdekkingen deed, slaagden journalisten erin om Vermaning uit te dagen en hem uitspraken te ontlokken die niet altijd wetenschappelijk-diplomatiek waren. Als underdog profiteerde Vermaning van het voordeel van de twijfel om zijn erkenning via de media af te dwingen. Vermaning liep echter tegen de academische muren aan en was vatbaarder voor beïnvloeding en het uitlokken van controversiële uitspraken. Dit had uiteindelijk gevolgen toen Stapert twijfels uitte over de echtheid van de artefacten. Het is belangrijk om te benadrukken dat Vermaning terecht kritiek had op een systeem waarin academische titels als maatstaf werden genomen om iemand als gelijkwaardig te zien in de archeologie. Hij voelde zich benadeeld door dit systeem en dat leidde tot gevoelens van onrechtvaardigheid. Een strafrechtelijk onderzoek waarbij degenen die hem beschuldigen zijn woonschip doorzoeken, veroordeeld worden met onderling tegenstrijdigheden, en slecht bewijs tot een maand gevangenisstraf, bevestigde zijn aversie tegen een systeem waarin academische titels als norm werden gehanteerd. Hoewel zijn gedrag soms twijfels opriep, betekent dit niet noodzakelijkerwijs dat Vermaning ongelijk had in zijn ontdekkingen. Het gedrag van Vermaning en de validiteit van zijn vondsten moeten als aparte zaken worden beschouwd. Het is belangrijk om een evenwichtige benadering te hebben waarbij de feitelijke bewijzen en het wetenschappelijk onderzoek naar de echtheid van de artefacten worden beoordeeld, zonder procedurele fouten in het gerechtelijk onderzoek en los van Vermanings gedrag in zijn strijd voor erkenning. 

Tjerk Vermaning was een gepassioneerde amateur-archeoloog die een groot deel van zijn leven wijdde aan het zoeken van artefacten uit de prehistorie.  Met ongekende gedrevenheid en vastberadenheid doorzocht hij jaar in jaar uit de akkers, in ieder vrij uurtje, altijd op zoek naar belangrijke ontdekkingen. Hij had een diep respect voor de prehistorie en zag het als zijn missie om de kennis over dit tijdperk te vergroten. Vermaning was een pionier die zijn tijd ver vooruit was en zijn vondsten hebben de archeologische wereld aanzienlijk beïnvloed. Hoewel er kritiek op zijn werk is geweest, bleef Vermaning gedreven en volhardend. Hij was gedreven door een diepe passie voor archeologie en een onverzadigbare nieuwsgierigheid naar het verleden. Hij zag zichzelf als een bewaker van onze geschiedenis en was vastbesloten om de waarheid te achterhalen. Hoewel er speculaties zijn geweest over waarom Vermaning ervoor zou kiezen om vuursteen artefacten te vervalsen, is er geen definitief bewijs en antwoord op die vraag. Het is belangrijk op te merken dat dit slechts speculaties zijn van enkele beroepsarcheologen. Vermaning zocht regelmatig de media op om zijn ontdekkingen te delen met een breed publiek en wilde na de beschuldigingen zijn onschuld bewijzen. Hij kon niet begrijpen waarom professionele archeologen zijn ontdekkingen als vervalsingen beschouwden en daarmee onze geschiedenis niet waardeerden als kostbaar goed.


Het blijft een groot raadsel wat er zich achter de schermen van het B.A.I. van prof. Waterbolk heeft afgespeeld. Er zijn enkele geruchten naar buiten gekomen, dat de sfeer destijds onderling niet altijd even prettig was. In 1985 verscheen een bericht in de Telegraaf, over een beroepsarcheoloog die werkzaam was voor de Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek. De onderzoeker van de R.O.B., A. Bruin laat weten dat Tjerk Vermaning slachtoffer was van een hetze die tegen hem gevoerd werd. De krantenkop luidde: "Stenen uit de collectie van Vermaning zijn absoluut echt". Over de rechtszaak tegen vermaning verteld hij: als ik daar stond om de zaak-Vermaning te verdedigen, bleef van die hele aanklacht geen spaan heel.


Tjerk Vermaning houdt de vindplaats van Eemster 1 geheim voor professionele archeologen.


In november 1972 was Vermaning bij de aardappelmeelfabriek Oranje. Hij ontdekte bewerkte stukken vuursteen tussen de machinaal gerooide aardappelen uit Eemster. Tijdens het aardappel seizoen stond hij dagelijks bij een van de stenenvangers van een aardappelmeel fabriek. Deze vondsten leidden hem naar de vindplaats waar hij 160 stukken opraapt, waaronder vuistbijlen, schrapers, speerpunten, snavelboren, die hij op de akker ontdekte. Hij voelde zich de ontdekker van het grootste mammoetjagerskamp van Europa. Tjerk Vermaning houdt de vindplaats een akker nabij het kleine dorpje Lee geheim voor professionele archeologen. Hij noemt de vindplaats daarom Eemster. Op 25 februari 1975, doet Waterbolk een poging om achter de vindplaats te komen. Vermaning wil die vindplaats niet melden, omdat hij dan mogelijk ook deze groep artefacten weer kwijt zou raken. Zonder vindplaatsgegevens heeft het geen waarde. Tot in 1973 bezochten hij en zijn vrouw de vindplaats en het totaal aantal artefacten groeide aan tot 243 stuks. De wetenschappelijke waarde van deze vondsten is enorm, aangezien het een belangrijke ontdekkingen is van een neanderthaler verblijf. in 1965 en 1967 zijn de vondsten van Hijken en Hoogersmilde opgeëist door de wetenschappers en tot schatvondsten verklaard. Tjerk Vermaning wilde ook die vondsten voor zichzelf houden, maar hij was verplicht om zijn vuurstenen artefacten af te staan. Dat liet vermaning met de Eemster vondsten niet gebeuren en melde daarom de vindplaats locatie niet. Waterbolk wil zich met Eemster niet opnieuw laten passeren. Maar Vermaning geeft geen krimp. Prof. Waterbolk bleef aandringen en zijn geduld raakte op. Drs. Stapert trekt toevallig omstreeks dezelfde tijd zijn conclusie dat de vuursteen werktuigen vals zijn, Waterbolk doet aangifte wegens oplichting. Vermaning kreeg kritiek omdat hij geen toestemming had gevraagd aan de boer die eigenaar was van de akker waar de vindplaats Eemster zich bevond. Deze beslissing was begrijpelijk, aangezien daarmee voorkomen werd dat Waterbolk alsnog de exacte locatie van de vindplaats te weten kon komen.

Na de rechtzaak wordt Archeologisch Nederland geconfronteerd met een diepe tweespalt. De centrale vraag is of de stenen van de amateur-archeoloog echt zijn of niet. De affaire Tjerk Vermaning blijft maar voortduren. Dr. Bohmers van het Biologisch-Archeologisch Instituut van Groningen was destijds de deskundige. Vermaning verteld, "Maar hij heeft het blijkbaar niet aangedurfd", omdat er nog nooit eerder in Nederland dergelijke oude vondsten in die samenstelling waren gevonden. Bohmers beweerde dat de stenen pseudo-artefacten zijn. Maar Vermaning liet zich niet ontmoedigen. In 1963 vond hij een afslag uit het midden-paleolithicum, een stuk dat afgeslagen moest zijn bij het maken van een vuistbijl. Voor het eerst kreeg hij erkenning van Dr. Bohmers. Twee jaar later ontdekte Vermaning zijn eerste grote vondst, in januari 1965. Het was een verbazingwekkende ontdekking, omdat er destijds in Nederland nog niets bekend was over mammoetjagers kampen. Na 8 jaar eigen wetenschappelijk onderzoek, waarvan 3 jaar voorstudie en 5 jaar terreinverkenning, ontdekte Vermaning op slechts 400 meter afstand van de televisie mast van Hoogersmilde twee kleine pleisterplaatsen van mammoetjagers uit de tijd van de neanderthaler, die ongeveer 70.000 jaar oud zijn. In die tijd raakte Vermaning steeds meer in conflict met het Biologisch Archeologisch Instituut van Groningen. Als man zonder opleiding deed hij allerlei vondsten en hij wilde erkenning, het liefst in de vorm van een ere-doctoraat. Zelfs met zijn expertise en ervaring, wordt hij belemmerd door de diplomademocratie in Nederland. De echte wetenschappelijke erkenning wilde maar niet komen en Vermaning voelde zich steeds meer miskend, vooral door de toenmalig nieuwe directeur van het Groningse Biologisch Archeologisch Instituut, Professor Waterbolk. Prof. Waterbolk was aangenomen als de nieuwe directeur van het Biologisch Archeologisch Instituut in Groningen, waar hij Dr. Bohmers had vervangen.


Tjerk Vermaning ging te ver volgens Waterbolk. Hij meldde de nieuwe vindplaats niet aan bij de autoriteiten, hoewel dat wettelijk verplicht is. Vermaning vertelt daarover: "Moet je luisteren, zegt hij, jij denkt dat je de hele archeologie in pacht hebt, maar we vinden een manier om je klein te krijgen.” ¨ Dat heeft Waterbolk tegen me gezegd. In 1975 hebben ze mij dus aangeklaagd." Toen Vermaning werd gearresteerd volgde er een persconferentie waar Professor Waterbolk zijn vermoedens van valsheid onthulden op de Nederlandse radio, tv zenders en in kranten. Nog geen twee jaar daarvoor had Waterbolk de vondst van Vermaning in een wetenschappelijk artikel waardevol genoemd. De ontdekker van de (vervalsing) was zijn assistent, drs. Stappert. Vermaning voegt eraan toe dat Stappert een jonge vent was en afgestudeerd geoloog, geen archeoloog of kenner van artefacten. Volgens Vermaning had Stappert maar een matige kennis van vuurstenen werktuigen. Vermaning vertelt dat de vondsten die door andere waren gevonden, waarvan er maar weinig waren, en die verspreid over het land waren gevonden, glansden, terwijl zijn eigen vondsten mat en dof waren. Hierdoor waren Stappert en Waterbolk op het verkeerde spoor gezet. Dit leidt tot een eindeloze en verwarrende technische discussie tussen deskundigen uit binnen- en buitenland. Deze discussie wordt uitgevochten tijdens twee rechtszittingen in 1977 en 1978, maar er komt geen conclusie. In december 1978 besluit de rechtbank in Leeuwarden Vermaning vrij te spreken wegens gebrek aan bewijs.

Nieuwsblad Trouw, 02-01-1985.


De vraag blijft of het bewijs van vals eigenlijk wel geleverd kan worden. Vermaning vertelde, het enige dat de wetenschappers hoeven te doen, is een opgraving starten op een geheime vindplaats bij het plaatsje Eemster. Eemster leent zich voor een opgraving en kan het bewijs leveren van mijn onschuld. Vermaning vertelt in een VPRO interview uit 1986: "Ik moet precies zeggen hoe dat allemaal zit. Twee jaar geleden heb ik die grote concentratie in Eemster gevonden. Er waren ongeveer 350 stukken. Die heb ik verkocht aan twee amateur-archeologen, de heer Pieter Dijkstra uit Veldhoven en Evert Musch uit Anloo, voor 7000 gulden. Ik heb afstand gedaan van die vindplaats omdat ik het niet meer kan volhouden vanwege mijn gezondheid. Ik heb verschillende hartaanvallen gehad en kan de spanning niet meer aan." Vermaning wil geen gedoe meer en heeft daarom de stukken verkocht. Hij zegt: "Je koopt geen stukken van 7000 gulden als je denkt dat ze vals zijn. Dus dat doe je niet. Die mensen wisten dat ze echt waren." De provincie Drenthe had 100.000 gulden beschikbaar gemaakt voor een opgraving in Eemster, waar Vermaning toen dol gelukkig mee was. De opgraving zou worden uitgevoerd door de Nederlandse Stichting Archeologie, maar Jan Evert Musch, de man die een deel van de collectie heeft gekocht, wilde de collectie niet afstaan aan de stichting. Musch vertrouwt de stichting niet, aangezien een van de grote mannen daar Professor Louwe Kooijmans van de Universiteit Leiden handjeklap doet met Prof. Waterbolk. Kooijmans is niet objectief zegt Musch. Louwe Kooijmans bood aan om als second opinion de opgraving te leiden. Waterbolk,  twijfelde echter aan de noodzaak van de opgraving en benadrukte dat er weinig bewijs te vinden zou zijn. Uiteindelijk werd door Louwe Kooijmans besloten dat eerst de stenen van Eemster I onderzocht moesten worden, wat leidde tot verwarring en zelfs tegenwerking van de overige APAN amateurarcheologen. Dat had niets met de opgraving te maken. Ook Pieter Dijkstra laat in zijn brief uit 1985 weten geen vertrouwen te hebben in het onderzoek. De APAN-leden vonden dat eerst de opgraving van Eemster II moet plaatsvinden, om tot een onafhankelijk en objectief oordeel te komen. 

Interview met Karst Janssen van de R.O.B. De Telegraaf van 8 oktober 1985.




De plannen voor een second opinion opgraving Eemster II heeft geleid tot frustraties, ontevredenheid en wantrouwen. Ad Wouters schrijft in een brief aan Tjerk Vermaning op 17 oktober 1985 hierover, om er geen politiek spel van te maken samen met enkele APAN vrienden maar het archeologisch belang voorop te zetten. Hij vraagt aan Vermaning om niet uit persoonlijk belang te redeneren in de media met smartengelden van een miljoen. Omdat hij daarmee de beroepsarcheologen die achter hem staan, kan kwijt raken. Ad Wouters adviseert Vermaning om de opgraving niet alleen door de Nederlandse Stichting Archeologie te laten doen maar ook door de Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek. En adviseert Vermaning om standvastig te blijven en niet toe te geven aan de druk voor zijn eerherstel. Hij raadt hem aan om tijdens interviews zijn emoties onder controle te houden. Ad Wouters is ervan overtuigd dat de R.O.B. de opgraving is toe te vertrouwen en het bewijs van Vermanings onschuld kan aantonen. Hij verwijst naar drie APAN-leden die het onderzoek te vroeg hebben doorgespeeld naar de N.v.h.N. waar Wouters vermoedelijk het dagblad van het Noorden mee bedoeld. Terwijl geheim houding was afgesproken. Het interview met Karst Janssen van de R.O.B. door de Telegraaf van 8 oktober 1985, bevestigde het betoog van Ad Wouters in zijn brief aan Vermaning dat de Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek er al mee bezig is.  

Brief van Ad Wouters aan Tjerk Vermaning.



De opwinding en emoties die voorafgaand aan de opgraving van Eemster II waren ontstaan, hebben in 1985 geleid tot het onmogelijk maken van het hele proces om tot een opgraving te komen. Ad Wouters en ook Evert Musch was het niet eens met de beslissing van het APAN-bestuur om de opgraving uit te laten voeren door L. Kooijmans en de stenen af te staan. Ook zonder samenwerking met de R.O.B. zag Wouters er geen heil in en besloot om zijn banden met APAN op te schorten. Ook APAN-lid Musch had zijn medewerking opgeschort. Vermaning zette onbewust de opgraving teveel onder druk met de innige wens van rehabilitatie en een schadevergoeding, die hij met Eemster II aankondigde in een programma van de Katholieke Radio Omroep. Daarmee nam hij het risico dat de R.O.B. kan afhaken en al het werk dat Wouters ervoor had gedaan voor niets was geweest. Het R.O.B. steunde Vermaning wegens het archeologisch belang en niet voor een schadevergoeding. De opgraving stond onder druk door de provincie, die het geld voor de opgraving had doorgeschoven naar de Nederlandse Stichting Archeologie terwijl Ad Wouters bezig was om de opgraving door het R.O.B. te laten voorbereiden (zie de brief van Wouters aan Vermaning). Vermaning raakte vermoedelijk de grip kwijt over het geheel doordat er aan alle kanten aan werd getrokken en hij zich teveel liet meeslepen door emoties. De opgraving Eemster II werd een affaire op zich, waardoor een tweedeling ontstond binnen de APAN club. De voorzitter P. Hoekstra besloot om af te treden, en meer dan 30 leden gingen met hem mee en verlieten de APAN club, omdat zij zich niet gesteund voelden om de opgraving voort te laten zetten onder leiding van Professor Louwe Kooijmans.

Vermaning vermoede dat de officiële archeologen zich in allerlei bochten wringen om het definitieve bewijs van de echtheid van de artefacten te ontlopen. Vermaning vermoed, als er een opgraving plaatsvindt in Eemster, waar nog nooit is gegraven en waar exact dezelfde artefacten worden opgegraven met dezelfde kenmerken, krassen en slijtage, en mogelijk stukken die passen bij de stukken die Vermaning al heeft gevonden, dan zullen Waterbolk en Stappert in de problemen komen. Dan zullen ze hun blunders moeten toegeven. Maar dat is nog niet het ergste. Het hele Biologisch-Archeologisch Instituut van Groningen zal ten onder gaan. Vermaning beweert ook dat het gerechtelijk laboratorium in Rijswijk, met name Dr. Groeneveld en Dr. Witte, samenspande met Professor Waterbolk, Dr. Stappert en Professor Dr. Bozinski uit Keulen. Dit kunnen we bewijzen, zegt Vermaning. Ze deden dit al eerder om elkaar te beschermen. Waterbolk weigert om commentaar te geven op de uitspraken van Vermaning. Hij zegt al jarenlang geen commentaar meer te geven op Vermaning. Tjerk Vermaning probeerde als nog om de Leids Professor Kooijmans schriftelijk over te halen om een opgraving te doen op de geheime vindplaats in Eemster. Kooijmans was bereid en kwam in februari 1986 samen met Dr. Roebroeks langs om over de opgraving te praten. Afgesproken was dat in een vervolg gesprek Vermaning de vindplaats Eemster zou aanwijzen. Vermaning die zelf contact opnam met Professor Dr. Louwe Kooijmans, voelde zich na dat gesprek achteraf belazerd, omdat Kooijmans in een brief aan Vermaning schreef dat hij contact had gezocht met andere instituten waaronder het B.A.I van Waterbolk, en dat was volgens Vermaning niet de afspraak die hij had met Kooijmans. Vermaning stuurde hem een brief terug waarin hij verklaarde dat hij de vindplaats niet langer meer zou aanwijzen als zijn vijanden, die zijn gezin hadden verwoest, betrokken zouden zijn bij de opgraving in Eemster. Dat was niet de afspraak die hij had gemaakt met Kooijmans. Achter de rug om van Vermaning had Prof. Kooijmans contact gezocht met het B.A.I waar Prof. Waterbolk de leiding over had. Het provinciaal bestuur van Drenthe legde uiteindelijk een ultimatum op en de opgraving werd geannuleerd. De provincie Drenthe trok de 100.000 gulden voor de opgraving in.  Prof. Waterbolk was opgelucht. 


Tjerk Vermaning ging op de vindplaats nauwkeurig te werk. Hij registreerde iedere vondst, nummerde ze in de gevonden volgorde en plaatste vlaggetjes om een overzichtelijke geheel te krijgen. Dit was om een registratie overzicht te maken van de locatie waar hij de artefacten oppakte.  Hieronder, “ Eemster 1.” Enkele vuursteen werktuigen die in 1972 gevonden door Tjerk Vermaning.  Getand werktuig, convexe schaaf en biface.



EE.72-50


EE.72-70


EE.72-17




  Enkele van de 144 afslagen van “ Eemster 1”. De afslagen maken duidelijk dat er een midden-paleolithische productieplaats was.

EE.72-53

Spitsschaaf.


Ondanks de teleurstelling en de negatieve impact op zijn gezondheid, bleef Vermaning vastberaden vechten voor eerherstel. Hij bleef volhouden in zijn strijd, omdat hij simpelweg geen onrecht kon verdragen. Vermaning's vastberadenheid om te blijven vechten voor eerherstel ondanks teleurstelling en negatieve impact op zijn gezondheid toont aan dat hij oprecht gelooft in zijn onschuld en niet bereid is onrecht te accepteren. Hij is vastbesloten om zijn naam te zuiveren en rechtvaardigheid te zoeken, wat een eerlijke motivatie is. In het radio-interview van de VPRO uit 1986, Rubriek 'De Afloop', waarin oude kwesties weer onder de loep worden genomen, Verteld Vermaning hierover. Externe link: Het radio-interview van de VPRO geeft meer inzicht in deze gebeurtenissen. Anderhalf jaar later na de annulering van de Eemster opgraving, sterft Vermaning. Zijn as laat hij overeenkomstig zijn laatste wilsbeschikking uitstrooien op de vindplaats Hoogersmilde. Prof. Waterbolk gaat hetzelfde jaar met pensioen.


Ondergronds Perspectief Eemster 2.


De locatie van Eemster hield Tjerk Vermaning niet volledig geheim voor enkele van zijn APAN vrienden, de exacte locatie was dus bij hen bekend. Ruim na het overlijden van Vermaning was het de amateur-archeoloog Klaas Geertsma die met zijn spade op de Eemster-site een kleine discoïde opgroef op een diepte van 60/70 cm in het leem- en ijzerhoudende keizand. Afb, a. Klaas Geertsma beheert momenteel het APAN-deel van de artefacten die APAN-lid Pieter Dijkstra had gekocht van Tjerk Vermaning. Dit is nagenoeg de helft van de totale collectie, de andere helft werd aangekocht door Jan Evert Musch uit Anloo. Daarnaast zijn enkele artefacten van Eemster in het bezit zijn van amateur-archeoloog Ewold Horn uit Rolde. Deze artefacten waren door het diepploegen vanuit een diepte van 60 tot 70 cm uit de voormalig oude permafrostlaag gevonden, waar cryoturbate, verkneding had geleid tot slijtage van de stenen. APAN-lid Jan Glimmerveen, meldde deze latere vondsten van Geertsma, na het overlijden van Tjerk Vermaning, aan de autoriteiten om het bewijs te leveren dat Vermaning's vondsten niet uit vervalste stukken bestonden. Hij toonde het door Geertsma gevonden groepje, inmiddels bestaande uit zeven artefacten, aan prof dr. Wil Roebroeks van de universiteit van leiden. Roebroeks adviseerde hem om er een officiële vondst-melding van te gaan maken en die te richten aan de provinciaal archeoloog van Drenthe, drs Wijnand van der Sanden. Vervolgens werd het onderzoek naar de authenticiteit van de Eemster vondsten uitgevoerd door het team-Roebroeks. Dit onderzoek werd echter door de APAN als onwetenschappelijk beschouwd. W. Roebroeks en zijn team hebben hun collectie vuursteenmonsters aan de oppervlakte, afkomstig uit de bouwvoor verzameld, deze gewone stenen, geen artefacten, dienden als basis voor vergelijking met de werktuig-artefacten van Tjerk Vermaning. Pal op de Eemster site werd vervolgens door het team Roebroeks geen spade in de grond gestoken wel elders op de locatie. Zonder een spade in de grond te zetten op de Geertsma locatie, is het niet mogelijk om duidelijk te bepalen tot welke horizonten de invloed van de ruilverkaveling heeft gereikt waar die vondsten zich bevonden. Een ruilverkaveling gaat in principe zo diep als nodig is en het is daarom lastig om een specifieke diepte te noemen. Uit een eerder onderzoek van Ad Wouters, hij stak een profielwand af in de slootwal pal grenzend aan de vindplaats bleek dat de bodem tekenen vertoonde van cryoturbatie, waardoor de bodem verplooid was geraakt, in de oude permafrost laag was dit duidelijk zichtbaar. Zie afbeelding, b. Door niet op de exacte locatie waar Geertsma zijn vondsten had opgegraven, kan er geen bewijs van een concentratie worden aangetoond. Hoewel het team Roebroeks wel heeft gegraven en dit zelfs enkele vondsten heeft opgeleverd, was dit niet significat genoeg voor een goed archeologisch onderzoek. De amateur archeologen van APAN die zelf naar de locatie kwamen en zelfs mee hielpen, al waren ze niet uitgenodigd voor de opgraving, waren sceptisch over hoe het team Roebroeks te werk ging, omdat ze tekortkomingen zagen in de opgravingsmethode die werd toegepast. Hun twijfels en kritiek richtten zich op de methodologie en de nauwkeurigheid van het werk dat werd uitgevoerd tijdens de opgraving. Team Roebroeks argumenteerde dat de boer het niet op prijs zou stellen als ze elders op de akker zouden graven.



a.

   In 1993 ontdekte Klaas Geertsma een discoïde vuistbijltje tijdens zijn opgraving.



b.

▲  Eemster, vondst-voerende laag, tijdens de koudste fase van het weichsel- pleniglaciaal, 30.000 – 20.000 BP, kryoturbaat verplooid.

   Profiel 1986: “Eemster, vanaf Lee, aan de weg, Schietveld ”. Prof. dr. J. Jansen van de vakgroep “Chemische Geologie¨ Utrecht wijst de cyroturbate verplooiingen aan. De verkleuringen op een afslag gevonden op de vindplaats Eemster had de zelfde aankoekingen die identiek zijn van de kleur als in de cyroturbate matrix.


Het team-Roebroeks heeft heel veel kansen laten liggen. Het archeologisch onderzoek is niet voldoende zorgvuldig uitgevoerd. Het was dan ook een onaangename verrassing voor Klaas Geertsma toen de provinciaal archeoloog van Drenthe, Wijnand van der Sanden, hem telefonisch meedeelde dat het team-Roebroeks na onderzoek had geconcludeerd dat de Eemster artefacten vervalst waren. Gezien de voorgeschiedenis waarin beroeps-archeoloog Roebroeks de Eemster vondsten eerder als authentiek had verklaard en dit de basis was geweest voor de vondst-melding van Jan Glimmerveen. De bekende argumenten om de Vermaning artefacten als vals te bestempelen werden opnieuw ingezet. De artefacten zouden sterk afwijken van wat bekend is uit het Europese Midden-Paleolithicum. Deze afwijkingen zouden echter niet wijzen op authenticiteit.  Opnieuw werd de archeologische context, de afwijkende vuursteen en de afgeronde ribben, gebruikt als argumenten om de vondst-locatie Eemster te verklaren als een frauduleuze archeologische vindplaats.

Op afbeelding b. Eemster. In de afgestoken slootwal pal naast de site is de ijzerhoudende laag te zien die opvallend in de oude bovenste verplooide permavorstlaag van de horizont zit, de verkneding is veroorzaakt door cryoturbatie. Opmerkelijk is dat op het artefact afb. a. dat door Klaas Geertsma is opgegraven roestbruine ijzeroxide-verwering aanwezig is, wat doet vermoeden dat het artefact zich mogelijk op en/of in de permavorstlaag heeft bevonden. Afbeelding a. Dit artefact toont de bruine ijzerinfiltratie die zich heeft afgezet in de cortexlaag, waarschijnlijk ontstaan in de laag met ijzerhoudend materiaal zoals te zien is op afbeelding b. Afbeelding b. Deze horizont afbeelding laat de laag met ijzerhoudend materiaal zien waaruit vermoedelijk de bruine ijzerinfiltratie in de cortexlaag van het artefact is ontstaan. Een cortexlaag (calcietlaag) op een vuursteen artefact en die meestal wit van kleur is, verwijst naar het buitenste deel van de vuursteen die niet bewerkt is door mensen. Het is de natuurlijke korst of schil die zich vormt op de vuursteen tijdens de vorming en groei ervan. Die laag was nu bruin door het ijzer in de permavorstlaag op 60 tot 70 cm diepte. Hoewel het lijkt alsof de permafrostlaag niet is verstoord door de werkzaamheden ivm de ruilverkaveling, kan het zijn dat deze toch wel enigszins verstoord is. Er is geen grondig onderzoek naar verricht. Over het algemeen kan een ruilverkaveling effectief zijn tot een diepte van 30 tot 50 centimeter om grond te vermengen en om te woelen. Hierdoor wordt de bodemstructuur verbetert, organisch materiaal raakt vermengd en voedingsstoffen worden gelijkmatiger verdeeld. Op lokale plekken kon het verdiept zijn. Het is mogelijk dat de artefacten die Vermaning er aan de oppervlakte heeft verzameld oorspronkelijk op een diepte van 60 tot 70 cm gelegen hebben.

Het lijkt er op dat de professionele archeologen die betrokken waren bij het onderzoek naar de Eemster-artefacten van Vermaning een motivatie  hadden om Vermaning te blijven beschouwen als een vervalser van artefacten. Innerlijke onderliggende conflicten spelen mogelijk een belangrijke rol hierin?

Waarom het cryoturbatieproces mogelijk heeft geleid tot conservering en erosie van de stenen,  kan worden gelezen op de pagina 'Aspecten'.






  De afbeeldingen tonen de Eemster 2 artefacten die zijn ontdekt door Klaas Geertsma, waaronder het Discoïde vuistbijltje dat in 1993 is gevonden. Schrabbertje, steelschrabber, steker, kleine discoide, schrabber met steker op de punt en een klein blokschrabbertje en een rugmes.


 Link: Pieter Dijkstra,  beschrijft in een artikel het onderzoek van Eemster van de beroepsarcheoloog W. Roebroeks en zijn maten als en een optelsom van gemiste kansen in de archeologie.

https://awn-archeologie.nl/werkgroep/steentijd/wp-content/uploads/2022/12/Eemster-II.pdf


Na het verwerpen van de vindplaats Eemster door het Roebroeks-team, gaf Klaas Geertsma niet op. Hij zette door en slaagde er uiteindelijk in om een second opinion te krijgen voor de beoordeling van de vondsten. In 2005 werd  ▶ Harry Huisman, natuursteen deskundige  van het Natuurmuseum in Groningen, ingeschakeld om de Eemster-vondsten te evalueren. Huisman concludeerde dat de vondsten zo echt waren als maar kon. "Ik zou ze in ieder geval direct als authentiek hebben verklaard", aldus Huisman. Klaas Geertsma, amateur-archeoloog en  als bestuursafgevaardigde van de  vereniging Praktijk Archeologie APAN, besloot de affaire rondom Tjerk Vermaning opnieuw onder de aandacht te brengen. Hij had de hoop om de onschuld van Vermaning te bewijzen. Na het verschijnen van een krantenartikel hierover, bleef het echter opvallend stil aan de andere kant en slaagde Geertsma er niet in om de vindplaats Eemster verder onder de aandacht te brengen. Weer een gemiste kans om de waarheid aan het licht te brengen. Hoewel zeldzamer, komt zuidelijk vuursteen ook voor in noord-Nederland, en in zijn pleidooi erkent Huismans dat zonder te ontkennen. Volgens Marcel Niekus, archeoloog en mede-auteur van het boek 'Valsheid in gesteente' waarin de vondsten van Vermaning als vervalsingen worden beschreven, ontbreekt het aan bewijs voor het voorkomen van zuidelijk vuursteen in Noord-Nederland, waarmee hij de claims van Geertsma en Huisman betwist. Hierdoor ontvangen de Eemster artefacten na die tijd geen verdere aandacht meer. De affaire Tjerk Vermaning wordt opnieuw verdoezeld.

EE.72-18


 Een van de artefacten uit de collectie “Eemster 1” gevonden door Tjerk Vermaning.  Bifaciaal 'Keilmesser' of 'wedgeknife'.



Op geologische schaal heeft Vermaning zijn ontdekkingen gedaan binnen een beperkt gebied, waarbij vuursteen soorten, bodem en bewerkingstechnieken gelijkenissen vertonen. Dit wijst erop dat de neanderthalers gedurende een specifieke periode actief aanwezig waren in Noord-Nederland. Helaas hebben enkele professionele archeologen door het verwerpen van Vermaning's vondsten zichzelf in de hoek gedreven. Het is te hopen dat deze vondsten en de registraties ervan niet verloren gaan voor toekomstige onderzoekers met betere onderzoeksmethoden en kennis dan momenteel beschikbaar is. Een derde van de vondsten uit Hijken die aangekocht waren door de staat zijn voor of tijdens de rechtszaak van 1978, en onder beheer van enkele beroepsarcheologen, tot op de dag van vandaag spoorloos. Het is daarom logisch dat de verdedigers van Vermaning ervoor kiezen om de Eemster vondsten niet zomaar uit handen te geven, maar ze zorgvuldig bewaren en beschermen. Deze voorzorgsmaatregelen zijn noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de vondsten niet opnieuw verloren gaan en dat ze kunnen worden gebruikt voor betrouwbaar en objectief onderzoek in de toekomst. De rechter bepaalde in 1978 dat de vuursteen vondsten van Vermaning die zijn aangekocht door de staat, voortaan zorgvuldig bewaard moeten blijven. Deze beslissing benadrukt het belang van het behoud van archeologisch erfgoed en het waarborgen van de kennis en geschiedenis die hieruit voortkomt.