Tot 1972 lag de Leemdijkbijl in de vitrine van Tjerk Vermaning op zijn museumschip Palaeohistoria in Hoogersmilde, waarna hij werd geschonken aan de provincie Drenthe en een plaats kreeg in het Drents Museum. Gedurende drie jaar werd de bijl beschouwd als een van de mooiste archeologische vondsten van Nederland, maar in 1975 werd hij helaas vals verklaard en verdween uit het zicht. Ad Wouters gebruikte deze bijl om tijdens de rechtszaak aan te tonen dat de bijl niet vervalst is. Een deel van de bijl is afgeslagen, wat resulteerde in een duidelijk kleurverschil op het getroffen gebied. Dit kleurverschil wordt veroorzaakt door langdurige processen in de bodem. Deze reacties kunnen leiden tot verkleuring en het aannemen van verschillende tinten. Dit kleurverschil kon onmogelijk zijn ontstaan als de bijl recent was vervaardigd uit vers bewerkt vuursteen en vervolgens in de bodem was geplaatst. Dit specifieke bewijsstuk speelde een cruciale rol in het proces om de onschuld van Vermaning aan te tonen. Tjerk vermaning vond de Midden Paleolithische Leemdijk bijl in 1967 op een onverharde zandweg naast de akkerlanden ten Zuid-oosten van de Leembrug te Middensmilde. De onverharde zandweg was over een lengte van 300 meter geplaveid met veldkeien die tijdens het aardappelrooien waren uitgesorteerd om de zand weg te verharden. Op foto 1 is duidelijk een afsplintering te zien, waarbij de binnenkant van de steen een lichtere kleur heeft en volledig dof lijkt.
Foto a, toont krassen op het glanzende oppervlak van de Leemdijkbijl die zijn ontstaan door natuurlijke zandschuring. Foto b, de grens tussen het oude glanzende oppervlak van de bijl en het door de afslag van Wouters ontstane verse breukvlak. De foto's zijn gemaakt met behulp van een binoculair microscoop door G. van Noort.
Na het afslaan van de Leemdijkbijl schilfer was duidelijk het verschil te zien. Dr. E.R. Groeneveld van het gerechtelijk Laboratorium te Rijswijk en prof. Bosinski moesten beide toegeven dat er verschil was ontstaan. Drs. Stapert probeerde tijdens de 2e rechtszitting zich er nog uit te redden, door te beweren dat dit te wijten was aan stof dat achtergebleven was op het afslagvlak en dat de dofheid na enkele dagen zou verdwijnen. Vuursteen bestaat uit siliciumdioxide en is zo hard dat er geen stofresten konden ontstaan na afsplinteren. De volgende dag tijdens de rechtszitting werd een zeepsop test uitgevoerd met water en zeep en een borstel om ervoor te zorgen dat er geen verschil zou zijn te zien. Vermaning zou volgens dr. Stapert en prof. Waterbolk valse frictieglans hebben aangebracht en na het reinigen, zou de Leemdijkbijl dof worden. Echter, ook die test leverde geen resultaat op voor Stapert. Het enige wat verwijderd was is huidvet dat op de Leemdijkbijl had gezeten. Dr. G. Boom van de Rijksuniversiteit van Groningen en onderzoeker van het laboratorium Fysische Metaalkunde, had in zijn eerdere onderzoek weinig opmerkelijks ontdekt op de artefacten van Vermaning behalve huidvet dat op het vuursteen zat. Het onderzoeksrapport van Dr. Boom is door Stapert niet ingebracht tijdens de rechtszitting. Met het verwijderen van het huidvet op de vuursteenwerktuigen gokte drs. Stapert op een laatste kansje. Maar de resultaten die Ad Wouters had gepresenteerd, bleven onveranderd.
Een heroverweging van de interpretaties van Stapert bij de vindplaats Hijken.
De Tjerk Vermaning vondsten uit 1967 van de akker bij Hijken liggen momenteel opgeborgen in het archeologisch depot van Nuis. De werktuigen zijn gemaakt van vuursteenknollen, zoals van nature voorkomen in de keileem. Acht van de vuistbijlen, die in groepen voorkomen, bezitten passende afslagen. De vuistbijlen zonder aanpassende stukken zijn sterker afgerond. De werktuigen zijn aangetast door cryoturbatie. De uitstekende delen, zoals ribben en zijkanten, zijn enigszins afgesleten. Hierdoor ontstonden krassen en pseudo-retouches. Van de ruim 400 stukken van Hijken waren er vele joints te maken. Er bleven 70 losse stukken over die nergens aan te passen waren. De vindplaats Hijken was waarschijnlijk een jachtkampement waar ook werktuigen werden gemaakt. Sommige vondsten uit Hijken vertonen Moustérien kenmerken, anderen vertonen Acheuléen traditie. De vondsten van Hijken kunnen worden gezien als een belangrijk bewijs van de overgang tussen de Acheuléense en Mousteriaanse traditie. Deze archeologische locatie in Nederland biedt inzicht in de bewerking technologie. De collectie bestaat voornamelijk uit grijs en blauw-grijsachtig tot zwart vuursteen. Dit maakt de vindplaats Hijken tot een waardevolle site voor het begrijpen van de prehistorische menselijke geschiedenis in Europa. De overgang tussen de Acheuléense en Mousteriaanse traditie roept belangrijke vragen op over culturele identiteit, kennisoverdracht en sociale structuren in prehistorische samenlevingen. Echter, zoals in veel archeologisch onderzoek, kunnen persoonlijke belangen en interpretaties van wetenschappers de vooruitgang belemmeren. Een aantal Nederlandse archeologen lijkt hun eigen agenda's te volgen, wat kan leiden tot een fragmentatie van de kennis die wordt vergaard. Het risico bestaat dat belangrijke ontdekkingen en inzichten verloren gaan of niet op de juiste manier worden geïnterpreteerd. De ontdekking en studie van de vindplaats Hijken kan ons een beter begrip geven van de overgang tussen de Acheuléense en Mousteriaanse tradities en de bredere culturele implicaties daarvan. Het ontkennen of negeren van de waardevolle informatie die de vindplaats Hijken biedt, is helaas het vertragen van pogingen om deze overgang en de bijbehorende culturele implicaties volledig te begrijpen.
De waargenomen concentratie en distributie van artefacten op de akker bij Hijken leiden Stapert tot de veronderstelling dat ze mogelijk vals zijn en opzettelijk door Tjerk Vermaning in de grond waren geplaatst, aangezien ze niet verspreid leken te zijn door solifluctieprocessen. Solifluctieprocessen: worden veroorzaakt door verzadiging van de bodem met water, waardoor de samenhang van de bodem verloren gaat en het vloeibaar wordt. Deze processen zijn niet gelijk aan cryoturbatie en treden vaak op in koude berggebieden, maar zijn onwaarschijnlijk op de locatie van Hijken. Hierdoor is het argument van drs. D. Stapert in een artikel uit, Palaeohistoria 28 (1986) pdf. The Vermaning stones: some facts and arguments, onwaarschijnlijk. De artefacten zouden verdacht zijn omdat ze niet onderhevig zijn geweest door Solifluctieprocessen tijdens ijstijden. Rekening houdend met het Cryoturbatie-proces is verspreiding van artefacten door Solifluctie niet noodzakelijk op Hijken. Stapert had mogelijke aanwijzingen voor Solifluctie waargenomen bij het bestuderen van secties op de vindplaats van Hijken. En zouden er Solifluctieprocessen op zeer zachte hellingen aan het werk zijn geweest. Hij noemt het voorbeeld van de Middenpaleolithische vindplaats van Mander, waar enkele tientallen vondsten verspreid waren over een gebied, met een diameter van minstens 250 meter. 70 meter hogerop de stuwwal bij Mander zijn artefacten losgeraakt en door solifluctie, hellingafwaarts in een waaiervorm op de akker terecht gekomen. De vindplaats Hijken heeft geen hellingen en is geen stuwwal locatie. De artefacten van Mander hebben waarschijnlijk blootgestaan aan specifieke omstandigheden die bevorderlijk zijn geweest voor het vormen van hyaliet afzetting. In tegenstelling hiermee hebben de artefacten van Hijken waarschijnlijk niet dezelfde gunstige omstandigheden ervaren door het ontbreken van hellingen.
Afb.H1. Stapert zet de spade in de grond op 180 meter van de oorspronkelijke vondst locatie en vind bijna niets op enkele stenen na, desondanks noemde hij het resultaat van de opgraving negatief. Stapert concludeerde dat, ondanks de aanwezigheid van enkele artefacten, de vondstlocatie Hijken waarschijnlijk een frauduleuze archeologische vindplaats was doordat er geen tekenen waren van verspreiding door solifluctieprocessen, zoals hij oorspronkelijk had verondersteld. Had hij gegraven op de exacte locatie dan had hij mogelijk een concentratie MTA, het Moustérien de tradition Acheuliénne artefacten ontdekt die door cyroturbatie op de locatie zijn behouden.
Solfuctie verwijst naar een proces waarbij de bodem wordt verstoord door ontdooiing van smeltwater met modderstromen op hellingen, terwijl cyroturbatie de verstoring van bodem door vorstwerking betreft, waarbij bodemmateriaal omhoog komt of naar beneden zakt door bevriezing en ontdooiing. Bij het bestuderen van vuursteenwerktuigen is niet alleen de statistische analyse van de artefacten zelf (zoals metingen, vormen, en productie technologieën) belangrijk, maar ook de exacte context waarin ze worden aangetroffen. Hoewel je enkele statistische analyses kunt uitvoeren op de werktuigen zelf, zou een volledig en rigoureus empirisch onderzoek naar vuursteenwerktuigen uit het paleolithicum moeilijk zijn zonder ook inzicht te hebben in de exacte bodemlagen en hun context zoals die van Hijken. Hoewel het belangrijk is om het werk met een microscoop van verschillende onderzoekers te waarderen, kunnen we concluderen dat deze onderzoekers niet de unieke gegevens van de bodemlagen op die locatie hebben kunnen bestuderen waar Tjerk Vermaning zijn vondsten had gedaan. Op de vindplaats Hijken is pal op de locatie waar Vermaning zijn vondsten aan de oppervlakte opraapte, geen spade in de grond gestoken door beroepsarcheologen. Wanneer er op 180 meter afstand van de feitelijke vindplaats gegraven wordt, kan dat problemen opleveren bij het begrijpen van de stratigrafie en de context van de gevonden artefacten. Het maakt het moeilijk om te zien hoe de verschillende bodemlagen zich tot elkaar verhouden en hoe cryoturbatie de artefacten heeft beïnvloed. Wanneer de stratigrafie, oftewel de opeenvolging van aardlagen en de daarin mogelijk voorkomende artefacten, niet zijn opgegraven en gedocumenteerd, kunnen de artefacten die door diepploegen aan de oppervlakte zijn gekomen, niet automatisch als vervalsingen worden beschouwd.
Een conflict tijdens het UNESCO-congres.
De APAN verdedigers van Vermaning begonnen steeds meer hun twijfels te krijgen over de werkelijke reden van de valsverklaringen en probeerden de vinger achter de pols te krijgen. Voor hen stond het vast dat de vuurstenen werktuigen niet vervalst zijn. Klaas Geertsma van de vereniging Aktieve Praktijk Archeologie Nederland, kwam achter een interessant detail waar ook Ad Wouter in zijn boekwerk, "J'Accuse" uit 1999 naar verwijst.
De affaire begon waarschijnlijk tijdens een UNESCO-congres in 1972 te Parijs. Wat zich daar afspeelde tussen prof. Waterbolk en prof. Bordes, zouden we mogelijk kunnen zien als de ondergang van Vermaning? Destijds ging het vaststellen van ouderdom via de 14C-datering (koolstofdatering). Dat is een methode van radiometrische datering waarmee de ouderdom van organisch materiaal kan worden vastgesteld. De Franse Professor Bordes had prof. Waterbolk gevraagd deze methode toe te passen. Nederland was in het onderzoek met de 14C methode verder dan Frankrijk. Het uiteindelijke resultaat waar prof. Waterbolk mee kwam, was anders dan de niveaulaag waaruit het organisch materiaal was opgegraven. Bordes wilde bewijzen dat de Acheuléen-cultuur in de La Micoque stand hield. In tegenstelling tot de andere culturen in het Moustérien van Frankrijk. In 1969 waren de meetbare grenzen van het 14C datering tot 40 á 50 duizend jaar mogelijk. Hiermee zette hij de Franse onderzoekers voor schut tijdens het congres. Het was niet slim van Bordes om met materiaal te komen ouder dan 50 duizend jaar dat ongeschikt was in 1969 voor de 14C methode. Als Bordes hier rekening mee had gehouden, zou er mogelijk een ander motief op de achtergrond spelen. En al helemaal niet slim van Waterbolk om tijdens het congres de ouderdom inschatting aan de grote klok te hangen. Dat schoot de Franse prof. Bordes in het verkeerde keelgat. Bordes zei op dat Congres, "Ik kan de interpretaties van Waterbolk, die in strijd zijn met alles wat we weten uit typologie, sedimentologie en pollenanalyse in Zuid-Oost Frankrijk, niet aanvaarden." waar hij later nog aan toevoegde, "Het moet ook voor eens en voor altijd duidelijk zijn dat de ontwikkeling van de paleolithische industrie niet eenzijdig is". En daarmee verwijst hij ook mogelijk, naar een eerdere discussie die hij had met Waterbolk? Hij maakte daar geen geheim van bij zijn collega archeologen. Volgens Waterbolk had Bordes het er regelmatig over tijdens meerdere gelegenheden. Waterbolk was geen uitmuntend specialist in artefacten uit het Paleolithicum, hij was immers bioloog. Daarom had hij, destijds de expertise van Bordes gevraagd i.v.m. de stenen van Vermaning.
▲ Zeven jaar na het UNESCO-congres bekijkt professor François Bordes de midden-paleolithische schaaf van Ravenswoud onder de binoculaire microscoop. Dit vuursteenwerktuig werd gevonden door Tjerk Vermaning. Bordes verklaarde op 24 november 1980 aan de heer Wouters dat het artefact van Vermaning, met “afgeronde” ribben, als een midden-paleolithisch artefact kon worden beschouwd, met de juiste typologie en technologie. Bordes had de afgeronde ribben eerder onder de binoculaire microscoop herkend bij midden-paleolithische overblijfselen uit Noord-Frankrijk. Dit bevestigt hij in zijn brief van 29 november 1980 aan de heer Wouters. Drs. Stapert en prof. Waterbolk denken dat de “afgeronde” ribben het resultaat zijn van vervalsing. Foto: Prof. Bordes en Ad Wouters.
Professor Bordes, was een professor prehistorie en quartaire geologie aan de wetenschappelijke faculteit van Bordeaux. Hij stond bij archeologen over de hele wereld bekend om zijn kennis over de artefacten. Bordes had de vuistbijlen van vermaning in 1969 al gezien, maar wilde er de eerste keer weinig over kwijt behalve, slecht gemaakte afrondingen en vuistbijlen gemaakt met een stalen hamer. Voor het congres van 1972 was al wrevel ontstaan tussen prof. Bordes en prof. Waterbolk over de vuistbijlen. Dat was in 1969. Dat verhaal is te lezen in APAN Extern 7, onderin op deze pagina te downloaden. De vuursteen artefacten uit Noord-Nederland zijn uniek door de ijstijd invloeden. Zelfs Bordes had daar te weinig ‘fromage’ van gegeten. Prof. Bordes gebruikte het UNESCO-congres om Waterbolk dwars te zitten met de vuistbijlen van Hoogersmilde. Hij verklaarde ze als vervalsingen.
Belangrijke punten.
Prof. Waterbolk liet in 1973 de stenen van Vermaning nog voor echt doorgaan in meerdere publicaties. Totdat twee jaar later in 1975, drs. D. Stapert op de stenen van Vermaning wil promoveren en krasjes op de stenen zag als eigenaardigheden. Waterbolk had op het UNESCO-congres internationale reputatieschade opgelopen. Het zou kunnen dat dit UNESCO scenario wel of geen significante rol heeft gespeeld in de aanloop naar de valsverklaringen; Bordes heeft in ieder geval, als een rode draad door de affaire heen, een prominente en inconsistente rol gespeeld voor, tijdens en na de rechtszaak tegen Tjerk Vermaning.
Wat met zekerheid kan worden vastgesteld, is dat Waterbolk een complot had bedacht dat erg ver gezocht was. In zijn boek Scherpe stenen op mijn pad beschrijft hij zijn verdachtmakingen. Hij dacht dat, dr. Bohmers van het Biologisch-Archeologisch Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen, Ad Wouters, amateurarcheoloog en vuursteenspecialist, de opdracht had gegeven om de vuistbijlen na te maken en de vuisbijlen door Jan de Vries van het B.A.I. in de grond te laten stoppen. Daar zou Tjerk Vermaning medeplichtig aan zijn door de stenen op te rapen en te verkopen. En dat had Bohmers gedaan om hem dwars te zitten. Dat idee had Waterbolk in zijn hoofd. Boer Vos vertelt later dat dit onmogelijk is in kleigrond van zijn akker, omdat die toen veel te hard was. “De grond was toen zo hard je kon er nog geen spijker in krijgen¨. Bohmers was toen de vervalsing speelde echter al niet meer werkzaam op het Biologisch Archeologisch Instituut. Door eervol ontslag in 1965, wegens wapen bezit. Bohmers was de man die destijds de vuistbijlen van Vermaning had erkend als echte authentieke paleolithische vuistbijlen. Hij moest volgens Waterbolk’s-complottheorie het brein zijn geweest achter de vervalsingen. Bohmers regeert daarop met, "Je hebt een bepaalde mentaliteit nodig om op deze manier te proberen, mensen te benadelen”. Waterbolk bleef bij zijn complottheorie. Om het plan compleet te maken schakelde hij drs. D. Stapert, van het Biologisch Archeologisch Instituut in. Hij had als wetenschappelijk medewerker onder de microscoop de krasjes op de stenen van Vermaning ontdekt als eigenaardigheden. Dat kwam Waterbolk goed uit? Er ontstonden argumenten over verschillen van kleur, rare krasjes en dat de steensoorten anders zijn. Het gevolg was dat Tjerk Vermaning voor het gerecht moest verschijnen. Tien jaar na het ontslag van Bohmers stonden de kranten vol over de zaak Vermaning. Tjerk Vermaning werd verdacht als vervalser van prehistorische werktuigen en vindplaatsen. Waterbolk en Stapert snapte niet hoe Vermaning die grote aantallen vuurstenen werktuigen steeds weer vond. Dat vond hij een goed argument om de verdachtmaking mee te onderbouwen.
Als ervaren amateur-archeoloog, wist Vermaning hoe en waar hij moest zoeken. Om de concentraties artefacten te ontdekken ging Vermaning doordacht te werk. Hij bezocht aardappelmeelfabrieken om tussen de aardappelen de vuursteen artefacten te vinden. Zo kwam hij er achter, vanaf welk aardappelveld de artefacten kwamen. Op die aardappelvelden ging hij verder zoeken. Daarnaast bezocht hij de akkers waar de boeren diep ploegden. En deed hij onderzoek naar artefacten die recent boven de grond waren gekomen. Hij bekeek de steenhopen die door de boeren langs de akkers waren gegooid na het rooien van de aardappelen. Professor Waterbolk kon de gevonden voltreffers slechts verklaren door "paranormale gaven" toe te meten. Omdat hij en Stapert het statistisch onrealistisch vonden. Zij konden de werkwijze van Vermaning niet begrijpen of hadden er geen rekening mee gehouden. Vermaning had in de media over zijn visioenen van rondtrekkende groepen Neanderthalers verteld. Het is belangrijk om deze opmerking van Vermaning in de context van het hele verhaal te plaatsen. Tjerk Vermaning ontving soms telefonische meldingen van Hendrik-Jan Boer, een medewerker van de aardappelmeelfabriek in Oranje. Wanneer Hendrik-Jan Boer een bijzondere steen vond tussen de aardappelen in de steenvanger, tipte hij Tjerk hierover. Tjerk ging dan kijken of deze vondst een vuursteenwerktuig was en het hielp hem, om te achterhalen van welke akker de steen afkomstig was. In de jaren '60 en '70 vormde de aardappelmeelfabriek Oranje voor amateurarcheologen een interessante mogelijkheid om vuurstenen werktuigen te vinden tussen de steenafval. Tegenwoordig worden de stenen tijdens het oogsten van de aardappelen meteen door de landbouwmachine verwijderd.
De zaak Vermaning was niet onopgemerkt gebleven in de wereld van de internationale archeologie. Tijdens een ander congres, het WAC, het Wereld Archeologie Congres op 1 september 1986 te Southampton in Engeland, hadden vier leden van de Actieve Praktijk Archeologie Nederland (APAN) een expositie ingericht met de vuursteen werktuigen van Eemster, gevonden door Tjerk Vermaning. De buitenlandse deskundigen determineerden deze artefacten als authentieke prehistorische werktuigen. Ze wisten niet dat het stukken waren van Vermaning. Afb. 3. De APAN leden kregen zelfs, met de handgeschreven verklaringen van de deskundigen dat het authentieke prehistorische werktuigen zijn. Toen de vier APAN leden vertelde dat het om de stukken van Vermaning ging, was het antwoord van sommige archeologen; ¨oh that’s Waterbolk, we don’t want to get involved¨. Ze waren al getuige geweest tijdens het congres of later toen Bordes er negatief over sprak. En daarmee was de hele Nederlandse archeologie onder de internationale microscoop gekomen. Waarom Waterbolk en Stapert zich op dergelijk glad ijs begaven om Vermaning te offeren? Het Unesco Congres van 1972 in Parijs kan mogelijk de oorzaak zijn geweest?
Klaas Geerstma van APAN vermoedt dat men de affaire niet heeft opgestart omdat men een hekel had aan Vemaning, of dat men jaloers op hem zou zijn, dat lijkt door het conflict achterhaald. Deze oorzaken bestonden voornamelijk in het geruchtencircuit. Prof. Waterbolk leek gedwongen te worden om afstand te doen van de vondsten, maar de exacte reden daarvoor blijft onduidelijk. Het conflict tussen Bordes en Waterbolk lijkt voorlopig een logische verklaring voor het begin van de affaire rond Vermaning, zoals aangegeven door Geertsma in de APAN Extern 7. Het toont aan dat onderliggende belangen moeilijk te doorgronden zijn. De feitelijke gebeurtenis tijdens en na het conflict tijdens het UNESCO-congres werpt in ieder geval een nieuw licht op de affaire Vermaning, wat stof tot nadenken geeft.
Het is duidelijk dat prof. Waterbolk, door zijn betrokkenheid bij de controverse rond de vondsten van Vermaning, zich heeft laten leiden door emoties en een vijandbeeld ontwikkelde dat hij wellicht onterecht heeft gekoesterd. Had hij de inzichten van Dr. Stapert niet blindelings moeten volgen en had hij de noodzaak van een objectieve evaluatie van het bewijsmateriaal maar beter ingezien, dan had hij mogelijk een vruchtbaarder pad kunnen bewandelen. Waterbolk gaf aan dat de zaak hem nooit losliet; de zoektocht naar verklaringen en opheldering leidde echter vaak tot een cirkelredenering zonder concrete uitkomsten. Na de tweede rechtszaak was niet alleen de reputatie van Tjerk Vermaning beschadigd; ook prof. Waterbolk kampte met reputatieschade die hij door de vondsten van Vermaning had opgelopen. Beide tegenstanders hebben tot aan hun dood gestreden voor herstel van hun reputatie. Na hun dood ondersteunen enkele beroepsarcheologen de verklaringen van Waterbolk, terwijl aan de andere kant de APAN-amateurarcheologen Vermaning blijven verdedigen. Ook na hun overlijden gaat de strijd voort.