De Affaire Tjerk Vermaning.
Het verhaal over een amateurarcheoloog uit de Nederlandse geschiedenis. 
 

Neanderthalers uit het Midden-Paleolithicum.


Op basis van het archeologisch materiaal wordt het paleolithicum onderverdeeld in drie subperiodes.


1. Het vroeg-paleolithicum is de periode van 2,5 miljoen jaar geleden tot 300.000 jaar geleden. Over de einddatum van deze periode bestaat geen consensus: de een legt de overgang bij het einde van het Acheuléen, de ander bij het begin van het Moustérien.

2. Het midden-paleolithicum is de periode van 300.000 jaar geleden tot 35.000 jaar geleden. Het is het tijdvak van (o.a.) de Neanderthaler. In Europa wordt deze cultuurperiode vaak Moustérien genoemd naar de Franse vindplaats, Le Moustier is een archeologische vindplaats, bestaande uit twee abri's (overhangende rotswanden) in Peyzac-le-Moustier, Dordogne, Frankrijk. Een belangrijke vernieuwing is de Levalloistechniek, waarbij van een voorbewerkte kernsteen schilfers werden afgeslagen die als werktuig dienden, terwijl daarvoor juist de kern als werktuig werd gebruikt na het afslaan van schilfers. Een verfijning van de Levalloistechniek is discoïdaal.

3. Het laat-paleolithicum is de periode van 35.000 jaar geleden tot 10.000 jaar geleden. Tijdens deze periode gaat men over tot het produceren van klingtechnieken. Verder komt de ontwikkeling van de cultuur in een stroomversnelling. Het is de periode van de grotschilderkunst: Altamira en Lascaux zijn daarvan slechts de bekendste voorbeelden. Belangrijke West-Europese culturen en industrieën waren aan het begin het Châtelperronien, Aurignacien, (delen van Frankrijk en Spanje), Bohunicien en Szeletien (in Oost- en Midden-Europa), later het Solutréen, Gravettien, vooral in West- en Zuid-Europa, en als laatste het Magdalénien (tot ca. 12.000 jaar BP); daarna volgen lokale industrieën en culturen - in Noord-Duitsland en Scandinavië eindigt het met de Hamburgcultuur, Brommecultuur en Ahrensburgcultuur, in Oost-Europa met het Swiderien. En in Nederland de Tjonger jager cultuur 10.000 tot 9.000 jaar geleden.

 

Het Paleolithicum, ook wel bekend als de Oude Steentijd, was een prehistorische periode die duurde van ongeveer 2,6 miljoen jaar geleden tot ongeveer 10.000 jaar geleden. Algemeen aangenomen begon in Nederland het Paleolithicum rond 250.000 jaar geleden en eindigde het rond 10.000 voor het jaar 0 voor Christus. In 1972 ontdekte Tjerk Vermaning zeer oude stenen werktuigen bij Staphorst, die zelfs op 250.000-500.000 jaar oud werden geschat. Tijdens deze periode leefden onze voorouders als jager-verzamelaars en maakten ze gebruik van stenen werktuigen. 

Neanderthalers leefden in Nederland tijdens de laatste ijstijd, ook wel het Pleistoceen genoemd. Ze waren aanwezig in deze regio van ongeveer 200.000 tot 40.000 jaar geleden. De Vermaning vindplaatsen Hoogersmilde, Hijken en Eemster worden geassocieerd met de vuursteen artefacten van Neanderthalers. Vaak worden de vuursteenwerktuigen aangeduid als de Mousteriaanse cultuur uit het midden-paleolithicum. Dit verwijst naar de archeologische vondsten die zijn gedaan bij de grot (abri) van Le Moustier in Frankrijk, waar deze cultuur voor het eerst werd geïdentificeerd. In Nederland zijn meer verschillende archeologische vindplaatsen gevonden die dateren uit deze periode en waar sporen van Neanderthaler activiteit te zien zijn. De industrie bestaat uit vuistbijlen, racloirs (een soort schrabbers of messen) en punten, soms werd een Levalloistechniek of een andere techniek die uitging van voorbewerkte kernen toegepast bij het maken van de vuurstenen schilfers. Tjerk Vemaning noemde de vuursteen spitsen die hij had gevonden uit het Moustérien, Smildien cultuur, genoemd naar de omgeving van Smilde in (Drenthe). Veel van de vondsten uit het Moustérien krijgen de naam van de vindplaats of de vinder. De gereedschappen uit het Moustérien werden vervaardigd door Neanderthalers. Het Moustérien, is veel verfijnder dan het voorafgaande Acheuléenen en kenmerkt zich door een afname in het gebruik van grote, zware handbijlen ten gunste van lichte bijlen, fijnere schrapers en later op het einde van het  Moustérien tijdperk ook klingen. Een doorontwikkeling van de Levalloistechniek vond plaats in het laat-Moustérien als een voorloper van de klingentechniek uit de perioden daarna. Binnen de Moustérien technologie bestaat een groot verschil tussen die van de Neanderthalers uit Zuid-Europa en die uit het oosten. Dit wijst op mogelijke technologische en cultuurverschillen tussen de verschillende Neanderthalergroepen. De Neanderthaler leefde honderdduizenden jaren in Europa waardoor artefacten sterk van elkaar kunnen verschillen in vorm en vindplaats locatie. Tegen het eind van het Moustérien-tijdperk was de Neanderthaler met hun technieken vergelijkbaar aan die van de Homo sapiens ook wel cro-magnons genoemd die toen nog gelijktijdig had geleefd met de Neanderthaler in Europa.





In de "Bouffia" grot bij Chapelle Aux Saints in Frankrijk is een Neanderthaler-schedel met skelet gevonden van een oude Neanderthaler man. Deze oude Neanderthaler had de ziekte van Baastrup ( syndroom van Baastrup) is een relatief veel voorkomende pathologie die de wervelkolom aantast.



Neanderthalers hadden over het algemeen een robuustere bouw en waren aangepast aan koude klimaten, terwijl de moderne mens een slankere bouw heeft. Neanderthalers hadden ook een prominentere wenkbrauwlijn en een andere schedelvorm. Neanderthalers hadden een vlakker gezicht en een grotere neus dan Homo sapiens. Ze hadden ook een prominentere kin en hun kaken waren krachtiger. Neanderthalers hadden over het algemeen een robuustere lichaamsbouw en kortere ledematen dan Homo sapiens. Ze waren aangepast aan koude klimaten en hadden mogelijk meer spiermassa. Neanderthalers hadden een andere houding dan Homo sapiens, met een meer afgeronde rug en mogelijk een iets andere manier van lopen. 

Neanderthalers droegen kleding, sieraden en gebruikten medicinale planten. Ze bouwden schuilplaatsen van dierenhuiden en begroeven hun doden. Ze woonden in grotten, bij overhangende rotswanden en tijdelijke kampementen, waar ze vuur gebruikten om zich warm te houden en voedsel te bereiden. Daarnaast communiceerden ze met elkaar door middel van gesproken taal, gebaren en mogelijk ook symbolen. 

Neanderthalers hadden een andere vorm van ribbenkast in vergelijking met Homo sapiens. Over het algemeen hadden Neanderthalers een bredere en kortere thorax (ribbenkast) in vergelijking met de langere en smallere thorax van Homo sapiens. Deze bredere thorax van Neanderthalers was mogelijk aangepast aan hun lichamelijke kenmerken en levensstijl, zoals de behoefte aan meer longcapaciteit voor intense fysieke activiteit en aanpassing aan koudere klimaten. Daarnaast zijn er ook aanwijzingen dat de vorm van de ribbenkast van Neanderthalers mogelijk invloed had op hun ademhalingspatronen en mogelijk hun stemgeluid beïnvloedde. Neanderthalers hadden een beperkter verspreidingsgebied dan de moderne mens en leefden voornamelijk in Europa en delen van Azië, terwijl de moderne mens een breder verspreidingsgebied had. Er wordt gedacht dat Neanderthalers meer op kleine familiegroepen leefden en mogelijk minder complexe sociale structuren hadden dan de moderne mens in de prehistorie.



Een schedelfragment van een Neanderthaler uit de Steentijd, vernoemd naar de vindplaats Krijn. Het kleine stuk (9,5 bij 6 cm) met karakteristieke dikke wenkbrauwboog werd begin 21e eeuw ontdekt en is vooralsnog het enige Neanderthalerfossiel uit de Noordzee. Het komt van de ('Middeldiepe') Zeelandbanken voor de Zeeuwse kust. 'Krijn' was een jongvolwassen man, toen hij tussen de 50.000 en 35.000 jaar geleden (Laat Pleistoceen) overleed.






De vindplaatsen van Neanderthalers die door Tjerk Vermaning werden ontdekt, waren waarschijnlijk tijdelijke kampementen (verblijfplaatsen). Neanderthalers waren bedreven in het maken van vuurstenenwerktuigen. Bij het maken van deze werktuigen, zoals messen en zagen, ontstaan er vaak afslag-splinters. Deze splinters zijn het resultaat van het slaan van stukken vuursteen om ze een scherpe rand te geven. Sommige splinters werden vervolgens verder bewerkt en gebruikt als gereedschappen, terwijl andere afslag-splinters overbleven als restafval. Op archeologische vindplaatsen, zoals die van Tjerk Vermaning, kunnen composities van vuursteen worden gemaakt op basis van afslag-splinters die zijn gevonden. Deze website is weliswaar geen vraagbaak over het oud-paleolithicum, maar de onderwerpen en de vuursteenreconstructie speelden een belangrijke rol bij het vaststellen of de Vermaning-vondsten authentieke oorsprong kunnen hebben.

Foto met een vuursteen compositie uit Belgie.



Zo'n 60.000 jaar geleden kregen de Neanderthalers in West-Eurazië vreemde nieuwe buren: een golf Homo sapiens- migranten die Afrika verlieten, op weg naar toekomstige mondiale dominantie. Nu een studie 1 van honderden oude en moderne genomen heeft vastgesteld wanneer de twee soorten zich begonnen te paren – en heeft ontdekt dat de genetische vermenging slechts een korte tijd duurde, althans op evolutionaire schaal. In Nature van 24 mei 2024 kwam een publicatie over een analyse van tientallen oude genomen dat laat zien dat nauwe ontmoetingen tussen de twee soorten plaatsvonden in een kort tijdsbestek. Seks met Neanderthalers had zijn ups en zijn downs. Het kruisen van de moderne mens heeft mogelijk genen opgeleverd die bruikbaar zijn voor het omgaan met klimaten die kouder zijn dan die van Afrika, maar de hybride nakomelingen leden waarschijnlijk onder aanzienlijke vruchtbaarheidsproblemen.  Deze conclusies komen uit twee artikelen die in Science zijn gepubliceerd 1 en Natuur 2, die de plakjes van het genoom identificeren die de hedendaagse mens heeft geërfd van de Neanderthalers, de gedrongen jager-verzamelaars die ongeveer 38.000 jaar geleden zijn uitgestorven? Vooralsnog nemen we aan dat de Neanderthaler rond 28.000 jaar geleden in de grot bij Gibraltar heeft geleefd en is zijn uitsterven weer aanzienlijk later. Echter, het blijft speculatief wanneer de Neanderthaler daadwerkelijk is uitgestorven.



De Neanderthaler,  is een onderwerp van intensief onderzoek. Eén van de meest intrigerende vragen die wetenschappers bezighoudt, is de aard van hun dieet, met speciale aandacht voor de mogelijke praktijken van kannibalisme en ceremoniële slachtingen. Er zijn aanwijzingen dat de Neanderthalers af en toe gebruikmaakten van menselijke resten als voedsel. Vondsten van gefragmenteerde botten met snijsporen (La Quina) wijzen erop dat het vlees van hun soortgenoten mogelijk is gegeten. Dit kan verschillende oorzaken hebben gehad: Overleven in Tijden van Hongersnood: In perioden van schaarste, zoals tijdens extreme weersomstandigheden of voedseltekorten, zouden Neanderthalers ertoe gedreven kunnen zijn om zelfs andere mensen te gebruiken als een vitale voedselbron. Sociale en Rituele Praktijken: Sommige onderzoekers stellen voor dat kannibalisme ook rituele of ceremoniële motieven kon hebben gehad. (Het is niet uitgesloten dat de hongersnood deel uitmaakte van de ceremonie als een vorm van rechtvaardiging.) Het verwerken van de resten van doden zou kunnen duiden op een manier om de rouw te verwerken of de band binnen een sociale groep te versterken. Ceremonieel Vlees Snijden. Aan de andere kant is er bewijs dat suggereert dat Neanderthalers zich misschien ook bezighielden met ceremoniële praktijken die met vleesverwerking te maken hadden. De aanwezigheid van zorgvuldig gesneden botten en het gebruik van bepaalde technieken duiden op een mogelijke symbolische betekenis die verder gaat dan louter voedingsbehoeften. Interactie met Hyena's, de Neanderthalers leefden in een ecosysteem dat ook door andere grote roofdieren, zoals hyena’s, werd bewoond. Het kan zijn dat, Neanderthalers soms in conflict kwamen met deze dieren om voedselbronnen. De vraag of de consumptie van menselijke resten ook samenhangt met defensieve of competitieve situaties rondom hyena's blijft een onderwerp van speculatie. De eetgewoonten van de Neanderthalers blijven een complex en fascinerend onderwerp. Of hun omgang met andere mensen nu voortkwam uit de noodzaak om te overleven of uit culturele rituelen, het is duidelijk dat meer onderzoek nodig is om definitieve conclusies te trekken. De afwezigheid van solide bewijzen maakt het lastig om te begrijpen wat deze praktijken precies inhielden en wat de motieven erachter waren. Pas wanneer toekomstig archeologisch en antropologisch bewijs beschikbaar komt, zullen we wellicht een meer uitgebreide en plausibele verklaring kunnen formuleren voor het fascinerende gedrag van deze vroegere mensen. 






Het Duitse Max-Planck-Instituut voor Evolutionäre Anthropologie heeft aangetoond dat zelfs ook de meeste Nederlanders in 2010 nog steeds voor een klein deel Neanderthaler DNA met zich mee dragen. In 2010 werd het DNA van Neanderthalers in kaart gebracht en bleek dat moderne mensen van niet-Afrikaanse afkomst tot 2% van hun DNA gemeen hebben met Neanderthalers, wat suggereert dat er enige vermenging heeft plaatsgevonden tussen de twee soorten. Het eerste overtuigende bewijs dat mensen en Neanderthalers paren, kwam uit de analyse van een concept-Neanderthaler-genoom, dat grotendeels was verzameld uit overblijfselen die in Kroatië waren gevonden. Het genoom van de 40.000 jaar oude kaak uit Roemenië suggereert ook dat mensen zich hebben gekruist met Neanderthalers in Europa. Het kaakbeen werd gevonden tussen berenresten in een Roemeense grot genaamd Peștera cu Oase (wat ‘grot met botten’ betekent) die in 2002 door een groep speleologen werd ontdekt. ​​“De enige toegang tot de grot is door te duiken door een ondergrondse rivier. Het DNA-bewijs bevestigt eerdere argumenten dat de kaak en de daaraan bevestigde tanden een mix van menselijke en Neanderthaler-kenmerken bezaten. Zijn verstandskiezen zijn bijvoorbeeld veel groter dan die van Homo sapiens. De gegevens van het kaakbeen impliceren dat de voortplanting plaatsvond in Europa, en niet alleen in het Midden-Oosten.

Als gevolg van deze ontmoetingen dragen moderne mensen van buiten Afrika sporen van Neanderthaler-DNA bij zich – ongeveer 1 à 2% van hun genomen. De twee populaties hebben elkaar mogelijk 50.000 tot 60.000 jaar geleden niet alleen in het Midden-Oosten ontmoet, maar ook in Europa toen mensen Afrika verlieten en de Neanderthalers tegenkwamen. In 2012 werd het DNA van nog een uitgestorven mensensoort in kaart gebracht: denisova. Deze mensensoort bleek nauw verwant met neanderthalers. Ook het denisova-DNA leeft nog voort in de moderne mens: in ieder geval bij Aboriginals in Australië en mensen in Nieuw-Guinea met tot wel 4-6% denisova DNA. Neanderthalers waren niet de enige oude groep die zich met mensen kruiste. Denisovans, een groep ontdekt uit overblijfselen in een grot in de buurt van het Altai-gebergte in Zuid-Siberië, hebben mogelijk ooit overal in Azië gewoond, waardoor ze daar ruimschoots de kans kregen om zich met mensen te kruisen. Neanderthalers en Denisovans – die beide op verschillende plaatsen in de Denisova-grot leefden – kruisten zich ook met elkaar, waarschijnlijk meer dan 50.000 jaar geleden in Azië. Wetenschappers weten weinig over deze ontmoeting, maar het kan zijn dat Denisovans hierdoor immuunsysteemgenen van Neanderthalers hebben gekregen. Het DNA uit een botrest van een kind gevonden in de Denisovagrot in Rusland onthulde dat Neanderthalers en Denisovamensen samen kinderen kregen. De denisovans zijn waarschijnlijk ongeveer gelijktijdig met de neanderthalers uitgestorven.  Er is geen bewijs dat de Denisovans in Nederland hebben gewoond. De overblijfselen van Denisovans zijn voornamelijk gevonden in Siberië en Zuidoost-Azië.


Op het Fries-Drents keileemplateau worden meer vuursteen werktuigen gevonden dan elders in Nederland vanwege de geologische eigenschappen van dit gebied. Vuursteen is een gesteente dat voornamelijk in de keileemlaag voorkomt en is daarom in dit gebied veel makkelijker te vinden door ruilverkaveling. Nederland heeft nog een ander opmerkelijk gebied waar prehistorische resten aan de oppervlakte worden gevonden, namelijk uit Doggerland. Doggerland was een laaggelegen landbrug die ooit de Noordzee verbond met het vasteland van Europa. Het bestond uit uitgestrekte vlaktes, rivieren, bossen en moerassen en was bewoond door prehistorische mensen en dieren. Doggerland verdween ongeveer 7.000 jaar geleden tijdens de laatste ijstijd, toen de zeespiegel begon te stijgen en het smeltwater van gletsjers die op waren gebouwd tijdens de ijstijd begon te smelten. Hierdoor werd het gebied langzaam overspoeld en uiteindelijk verdween het volledig onder water. De zandmotoren die zijn aangelegd om de kust van Nederland te beschermen tegen erosie en om stranden te versterken leverde resten op uit de prehistorie. Bij het opspuiten van het zand uit de Noordzee zijn overblijfselen van Doggerland gevonden op de Nederlandse stranden, zoals bij de Maasvlakte. Op deze stranden zijn ook de overblijfselen gevonden van Neanderthalers. De vuurstenen werktuigen die zijn gevonden in gebieden beneden de Nederlandse rivieren zijn vaak niet aan de oppervlakte te vinden omdat ze zich in latere sedimentlagen bevinden. Na de periode waarin de Neanderthalers leefden, zijn er sedimentlagen over de werken heen gekomen door natuurlijke processen zoals overstromingen, erosie en de opbouw van bodem. Deze lagen kunnen de werktuigen hebben bedekt en daardoor zijn ze niet zichtbaar aan de oppervlakte. Veel archeologische vindplaatsen bevinden zich op diepte en vereisen opgraving om de artefacten bloot te leggen. Dit is vaak het geval in gebieden waar menselijke activiteit een langere tijd geleden heeft plaatsgevonden. Werktuigen die oorspronkelijk aan de oppervlakte lagen, kunnen door erosie of andere natuurlijke processen verloren zijn gegaan. In sommige gevallen kunnen ze in de bodem zijn verankerd, waardoor ze minder snel aan de oppervlakte komen. Soms bevinden de vuurstenen werktuigen zich in oude bodems die zich duizenden jaren geleden hebben gevormd, en zijn de huidige bodemlagen daardoor relatief jong, wat de vindlocatie van de archeologische resten verder onder druk zet. Dat Tjerk Vermaning zijn vondsten had gedaan aan de oppervlakte van de akkers in Friesland en Drenthe, had voornamelijk te maken met het diep ploegen tot in de keileembodem, en door ruilverkaveling, waardoor de artefacten aan de oppervlakte kwamen.




a.


b.


c.


▲   Enkele Moustérien vuursteen artefacten van de vindplaats Le Moustier, Frankrijk. Museum de Toulouse.  a. Biface, handbijl.  b. Levallois kern.  c. racloir, zijschraper.