De ontdekking van de vuistbijl van Wijnjeterp had een enorme historische betekenis, omdat het voor het eerst aantoonde dat er in Noord-Nederland neanderthalers hadden rondgelopen. Het duurde echter jaren voordat de wetenschap de vuistbijl als zodanig erkende en de vuistbijl van Wijnjeterp bekend werd in archeologische kringen. Op 31 mei 1990 werd de familie Van der Vliet onplezierig verrast door een krantenkop op de voorpagina van de Leeuwarder Courant. Zonder enige twijfel werd aangekondigd dat Hein van der Vliet niet de ontdekker van de vuistbijl van Wijnjeterp was. Er waren geen aanhalingstekens of vragen bij geplaatst. Het was altijd als een vaststaand feit beschouwd dat Hein van der Vliet zelf in 1939 de bijzondere steen had opgeraapt op de plek die hij had aangewezen. In mei 1990 echter publiceerde Wouter van der Horst, conservator van het Drachtster museum It Bleekerhûs, een geheel andere versie van de gebeurtenissen. Op basis van getuigenverklaringen en documenten beweerde hij dat de steen in 1945 door twee schooljongens was gevonden en via een tussenpersoon bij Hein van der Vliet terecht was gekomen.
De vuistbijl van Wijnjeterp speelde ook een belangrijke rol in de rechtszaak tegen Tjerk Vermaning vanwege zijn glans. In 1990 hoopte Wouter van der Horst ook op een herziening van het vonnis tegen Vermaning volgens een krantenartikel. Alleen is het niet duidelijk waarom dit vonnis herzien moet worden. Destijds, als museumconservator, beweerde Van der Horst dat Jaap Bouma toen 14 jaar en zijn schoolvriend Brammetje Kieft 11 jaar samen de bijl hadden gevonden. Hoewel amateurarcheoloog Hein van der Vliet de vindplaats goed had gedocumenteerd, met een situatie schets toen hij de vuistbijl had gevonden, was de vindplaats locatie volgens de jongens anders, waar Van der Horst zich op baseert.
De bewering dat Hein van der Vliet, die in 1956 was overleden, niet de vinder zou zijn, kwam volgens Van der Horst van een koster genaamd Cor Stigter, in die tijd werkzaam bij het kerkje van Duurswoude. Opmerkelijk is dat de schooljongens achteraf nooit aanspraak hebben gemaakt op de vondst van Van der Vliet. Volgens het verhaal van een van de jongens ging het om een grijze steenbijl dat ze ergens in april 1945 hadden gevonden op weg naar het zwemmen. Een van de jongens verklaarde dat de steen grijs van kleur was: 'der siet in greep yn' en 'hy wie grizich fan kleur'. De echte vuistbijl van Wijnjeterp is geel/rood van kleur en niet grijs. De jongens vertelde dat ze de vuistbijl hebben geruild voor een tabaksbon met de melkboer Andries v/d Bos, er sigaretten van hadden gehaald en die hadden gedeeld met de melkboer. Van der Vliet had de bijl gevonden en al in 1939, aangezien hij een gepassioneerde amateurarcheoloog was en regelmatig op zoek ging naar vondsten. Hij meldde de vuistbijl uiteindelijk pas in 1941 aan het publiek, nadat het door de officiële wetenschap was bevestigd in 1942 dat het om een middel-paleolithische vuistbijl gaat.
Het vermoeden is ontstaan dat de jongens mogelijk wel een grijze steen vonden die enigszins op een bijl leek, maar niet de beroemde vuistbijl van Van der Vliet. De steen van de jongens had een lengte van 20 centimeter vertelde de jongens, terwijl de vuistbijl van Wijnjeterp slechts 12,5 centimeter lang is. Een situatie schets die Hein van der Vliet had gemaakt was anders dan de locatie waar Van der Horst zich op baseert. Bovendien beweert Van der Horst ook dat Tjerk Vermaning kort voor zijn dood met hem heeft gesproken over de omstandigheden waarin Van der Vliet zijn vondsten zou hebben gedaan. Of dit werkelijk door Vermaning is gezegd en in welke context hij dit bedoelde, is een raadsel er is geen enkel bewijs voor. Tijdens de rechtszaak die door Geertsma, kleinzoon van Hein van der Vliet, tegen Van der Horst was aangespannen, bleek dat het slechts beweringen waren zonder betrouwbaar bewijs. Van der Horst moest zijn beweringen intrekken, op last van de rechter.
Zijn verkeerde gedachten over de vondst, kwam vermoedelijk doordat melkboer Van den Bos in 1951 de grijze steen artefact, die hij vele jaren in de kast had liggen aan Hein van der Vliet had gegeven. En dat was nadat er over de vuistbijl van Wijnjeterp is gepubliceerd. Een niet te onderschatten rol in de vuistbijl kwestie is gespeeld door Cor Stigter, koster van de Hervormde kerk te Wijnjewoude (voorheen Duurswoude). Hij zette Van der Horst op het verkeerde spoor: 'Weet JOe, dat de vuistbIjl niet door Van der Vliet is gevonden?' Van der Horst ging dat uitzoeken en schreef er een complotverhaal over in het tijdschrift de "Neitiid".
In 1990 begonnen de kranten te berichten over de beweringen van Wouter van der Horst in "Neitiid" Jan Post, de uitgever van het tijdschrift "Neitiid", merkte toen een afname in het aantal leden van het tijdschrift. Post wees dit toe aan het artikel van Van der Horst, waarin hij schreef over de vuistbijl en Van der Vliet. Na de publicatie van Van der Horst over de vuistbijl nam het aantal leden van "Neitiid" dusdanig af dat Jan Post in 1992 besloot om het tijdschrift op te heffen. Ze beschuldigden de Leeuwarder Courant van het beschadigen van "Neitiid" en wezen hen aan als de veroorzaker van de terugloop van het aantal abonnementen. Jan Post diende in 1993 een klacht in bij de Raad van Journalistiek, maar deze werd verworpen in 1994. De Raad zag namelijk geen verband tussen het artikel in de Leeuwarder Courant over de vuistbijl, Van der Vliet en de afname van het aantal leden bij "Neitiid". Het einde van het tijdschrift "Neitiid" werd dus mede toegeschreven aan de negatieve impact van het artikel van Van der Horst en de daaropvolgende berichtgeving in de Leeuwarder Courant.
Tjerk Vermaning is van mening dat de eerste midden-paleolithische vuistbijl in Wijnjeterp van aanzienlijke waarde is. Hij schat de waarde op 20.000 gulden, zoals hij vermeldt in zijn handgeschreven briefje.