Ontdekking van een Potentiële Neanderthaler Kampement in Groeve Schuilenburg. Een midden paleolithische vindplaats, op het Drents-Friese keileemplateau.
In de vroege jaren '80 bezochten amateur-archeologen Peter Mekkes en zijn vrouw de groeve Schuilenburg en ze vermoedden een midden-paleolithisch vindplaats te hebben ontdekt in de groeve. Deze vondsten werden getoond aan Jan Evert Musch archeoloog, die deze bevinding bevestigde. De gebroeders Geertsma kwamen in contact met Musch en kregen het advies van hem om de groeve Schuilenburg nabij het Friese dorp Eastermar (Oostermeer) te verkennen. Henk Geertsma, woonachtig in Broeksterwoude, kwam al snel met een doos vol vondsten terug, waaronder twee prachtige 'Smilder spitsen'. Deze ontdekking in '86 en '87 bevestigde het vermoeden van midden-paleolithische vondsten, daterend uit het Eemien of vlak daarna, en dat kon een doorbraak betekenen in de zaak Vermaning. Hoewel er nog geen duidelijke vuistbijlen werden gevonden in Schuilenburg, kon de datering Midden-Paleolithicum zijn door de bodemlaag waarin ze zijn gevonden. Het idee van een subcultuur binnen deze lange tijdspanne zonder vuistbijlen, maar met vele schaven, werd overwogen. Het idee van een neanderthaler woonplaats ter plekke zorgde voor opwinding bij de determinatie. Door de hoeveelheid aan vondsten en het 'verse' karakter ervan.
Er werd een geïmproviseerde tent opgezet op de locatie met dekzand om te voorkomen dat de sneeuw en regen de opgraving zou verstoren. Een groot oppervlak was vrijgemaakt en nog meer artefacten werden ontdekt in de keizandlaag eronder. De vondsten waren gelokaliseerd op een specifiek deel van het afgeschaafde vlak, wat leek op een oorspronkelijke plaats van een kampement van mogelijk Neanderthalers. Dit leidde tot vondsten, waaronder twee prachtige 'Smilder spitsen', genoemd naar de vindplaats in Smilde zoals beschreven door Vermaning. Hierdoor kon de datering van de vondsten nauwkeuriger worden vastgesteld, als uit het midden paleolithicum, Eemien-tijdperk of kort daarna. Dit was een belangrijke doorbraak in de zaak Vermaning, waar zowel hij als anderen hoopvol over waren na het zien van de twee spitsen. Tjerk Vermaning was emotioneel toen hij dit nieuws hoorde. Het viel op dat de artefacten verspreid lagen in een ovale cirkel, wat de suggestie wekte dat het mogelijk om een neanderthaler hut zou kunnen gaan. Een opgraving werd gepland en uitgevoerd, in de winter van 1988/'89. De opgraving duurde drie weken met het onderzoek door de Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek onder leiding van professor dr. Henk Kars. Er was hoop op een doorbraak in het onderzoek naar het Midden-Paleolithicum, De term 'incerto facto', wat de beperktheid van kennis aanduidt, werd uitgesproken tijdens een bezoek aan de opgraving Schuilenburg in 1988. Dit bracht de opwinding tot bedaren. Op die dag 15 december tijdens het bezoek van een paleo-deskundige aan de opgraving Schuilenburg, was duidelijk dat de deskundige, die bekend stond om zijn uitgebreide kennis, moest toegeven aan zijn eigen beperkte kennis. Dit moment, opende de ogen van iedereen die betrokken was als APAN amateur-archeoloog bij de opgraving. Het feit dat zelfs de meest geleerde mensen in de archeologie van Nederland nog veel te leren hebben resulteerde in een teleurstelling. En daarmee was ook deze vindplaats afgeschreven voor het bewijs van de aanwezigheid van een neanderthaler kamp in Schuilenburg. Voor Tjerk Vermaning zou de ontdekking en erkenning van een Neanderthaler kamp op die locatie veel kunnen betekenen, gezien de overeenkomsten van de artefacten die hij had gevonden.
▲ Schuilenburg artefacten.
▲ Snavelboor
▲ Getande krabber op afslag.
Op de afbeelding Smilder spitsen, drie van de zes spitsschaven van Schuilenburg. De spitsen werden op 18 december 1988, samen met nog ander materiaal, aan Stapert ter determinatie aangeboden. Zijn conclusie was: 'incerto facto'. Dergelijke (spits)schaven komen ook veelvuldig voor in de collecties Hoogersmilde en Eemster.
Afb. sp1. Ter vergelijking met de Smilder spits een Acheuliaanse spits gemaakt door de Homo heidelbergensis 200.000 jaar oud. Nationaal Archeologisch Museum, St-Germain-en-Laye, Frankrijk.
Stuwwallen sites.
Jan Willem van der Drift aan het woord,
Deel 2 van deze videofilm ‘Partitioning the Paleolithic’ Engels gesproken met Franse ondertiteling is hier te bekijken.
▲ Foto kranten artikel: Dr. Ing. Caspar Franssen in 1981 met oud-paleolithische vondsten uit de stuwwallen.
De ficron vuistbijl.
De ficron is een langwerpige vuistbijl. Professor Bordes gaf er deze naam aan, vanwege zijn langwerpige vorm. In Engeland is een soortgelijke langwerpige vuistbijl gevonden, die ook de typologie naam ficron heeft gekregen. Vermaning had een dergelijke vuistbijl gevonden, maar wist niet dat deze ook op andere plaatsen in de wereld voorkwamen. Dat deed echter niets af aan zijn ontdekking; hij raapte op wat hij vond. Het afwijzen van dergelijke vondsten die door Vermaning zijn gedaan, leidde tot ergernis bij de amateurarcheologen van de APAN. Deze bijzondere ficron vuistbijl die Vermaning heeft gevonden, werd eveneens ontdekt in de Medway-vallei in Kent, Engeland, in een prehistorische context. De vuistbijl van Kent is mogelijk vele tienduizenden jaren ouder dan die van Hijken. De lange pits toelopende vorm en lompe onderkant van dit gereedschap, dat door de Neanderthalers werd gebruikt, had een speciale functie. Het is echter niet volledig duidelijk waarvoor het zo ideaal was als gereedschap in de toolkit van de Neanderthaler in al die duizenden jaren. De ficrons uit Kent en Hijken komen ook voor in Frankrijk en verschillende andere landen in Europa. Kent is een mooi voorbeeld en Klaas Geertsma heeft er een artikel over geschreven, te lezen in ficronhijken_1.pdf.
Een vuistbijl uit de kringloopwinkel is een stille getuige van een ver verleden dat we nooit helemaal kunnen doorgronden.
Karaktermoord op Vermaning gaat onverminderd door.
In de zomer van 2024 verscheen een artikel in het Dagblad van het Noorden waarin een archeoloog een vuursteensplinter uit het Midden-Paleolithicum ontdekte in zijn eigen achtertuin. Het is belangrijk om te benadrukken dat deze ontdekking niets te maken heeft met de beschuldigingen tegen Tjerk Vermaning in het boek "Valsheid in gesteente" van Frans de Vries. De vuursteensplinter wordt nu als uniek gepresenteerd, maar het is niet de eerste van zijn soort. Eerdere vondsten door amateurarcheologen in Drenthe tonen aan dat dit soort ontdekkingen al eerder zijn gedaan. De vuursteen-splinter in de achtertuin en de beschuldiging aan het adres van Vermaning hebben geen enkel verband met elkaar.
Op basis van het krantenartikel plaatste de APAN op 23 oktober en 19 november 2024 twee protest-afbeelding op haar sociale mediapagina's. Met de collectie uit Hijken, waarop meer dan 400 vuursteen-werktuigen zijn uitgestald in het depot Nuis. Dit staat in contrast met het vuursteenwerktuig dat door de professionele archeoloog in zijn achtertuin werd gevonden.
Gevolgen van misleidende publicaties en onbetrouwbare onderzoekspraktijken.
Het is verontrustend dat academische onderzoekers soms zelf hun publicaties in tijdschriften en boekuitgevers kopen en verkopen om hun profiel te versterken, ondanks dat de inhoud niet altijd accuraat is of klopt. Zelfs gerenommeerde kranten lijken voordeel te halen uit dit soort artikelen. Dit is een wereldwijd fenomeen dat in opmars is en levert een serieus probleem voor de academische wereld, waar financiële belangen en marktwerking steeds grotere invloed uitoefenen. Voor nog geen vijfhonderd euro of meer, kan een academisch onderzoeker een misleidend artikel indienen bij verschillende zogenaamde wetenschappelijke tijdschriften. Dit fenomeen, dat wereldwijd voorkomt onder de schijn van academische titels, is wijdverspreid met slechte artikelen die soms ook onjuist zijn om het tijdschrift te vullen. Hoewel peer review essentieel is voor het waarborgen van de kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek, moeten de beperkingen zoals vooringenomenheid, kennisgebrek, en druk om te publiceren in overweging worden genomen om de betrouwbaarheid van gepubliceerde studies juist te kunnen inschatten. Dit is niet alleen relevant voor de specifieke context van de archeologie, maar heeft ook bredere implicaties voor de gehele academische gemeenschap. Een zorgvuldige en kritische benadering van de Vermaning-affaire en de publicatiepraktijken is essentieel om het vertrouwen in de academische wereld te herstellen en te behouden. In plaats van dat amateurarcheologen hier belang bij hebben, is het belang van professionele academische archeologen des te groter bij deze kwestie. De Provincie Drenthe heeft middelen beschikbaar gesteld voor het onderzoek naar Valsheid. Het is echter van belang dat de Provincie onderzoekt of er voldoende draagvlak onder de bevolking is voor het investeren van gemeenschapsgeld in dit soort projecten, waarbij Vermaning en Wouters ter discussie worden gesteld en beschuldigd. Kan het subsidiebedrag voor de archeologie dan beter besteed zijn aan belangrijkere maatschappelijke vraagstukken? De zaak Vermaning had als onderliggend motief voor de beschuldigingen het geldbedrag dat hij hiervoor had ontvangen. De overheid zou er goed aan doen om te heroverwegen of het verstandig is om geld beschikbaar te stellen voor dergelijk onderzoek en de aankoop van vondsten.