De Affaire Tjerk Vermaning.
Het verhaal over een amateurarcheoloog uit de Nederlandse geschiedenis. 
 



De vuursteenwerktuigen gevonden op de Vermaning-vindplaatsen, wijzen op een nomadisch bestaan van Neanderthalers tijdens hun migraties naar het Fries-Drents keileem plateau.


Na het terugtrekken van de ijskappen uit de Saale-ijstijd in Noord-Nederland, bleef er keizand achter. De Neanderthaler leefde op de bodem die een aanvang nam in het Eemien periode. Neanderthalers bezochten Nederland en andere delen van Europa tussen ongeveer 250.000 en 40.000 jaar geleden. Het Eemien is een relatief warmere periode in de laatste ijstijd, en het was ondanks de kou een tijd waarin de omgeving in Nederland voor de Neanderthalers aantrekkelijker werd. Het begin van de Eemien markeerde een overgangsfase van een koudere naar een warmere periode. Dit verklaart waarom de winters aan het begin van de Eemien nog aanzienlijk kouder waren. Deze overgangsfase had invloed op de seizoen migratiepatronen van soorten zoals mammoeten. Terwijl het zuiden van Europa het klimaat warmer was geworden migreerde mammoeten en andere dieren die zich goed hadden aangepast aan de koude klimaat, verder naar het noorden. Tegelijkertijd zorgden veranderingen in het Noord-Nederlands landschap, zoals de komst van nieuwe vegetatie en ecosystemen voor nieuwe voedselbronnen. Dit was aantrekkelijk voor zowel mammoeten als Neanderthalers. Deze migratie zien we tegenwoordig nog steeds bij het Sámi-volk, dat met hun kuddes rendieren een nomadische levensstijl leidt in het noorden van Scandinavië, afhankelijk van de seizoenen en de beschikbaarheid van voedsel. In de winter trekken ze vaak naar lagere gebieden waar het voedsel voor de rendieren gemakkelijker te vinden is, terwijl ze in de zomer naar hogere, koelere gebieden reizen. De Neanderthalers zullen zich tijdens de meest barre omstandigheden op het hoogtepunt van de ijstijd verder zuidwaarts hebben teruggetrokken. Maar zodra het klimaat weer even iets minder extreem werd, zullen ze de mammoetsteppe met zijn grote herbivoren op de plek in Drenthe weer hebben bevolkt. Deze herbivoren vormden een aantrekkelijke prooi, vanwege de hoeveelheid vlees en daarmee calorieën die ze boden. De kleine beekdalen boden beschutting, water en wellicht ook eetbare planten. Vanaf ongeveer 800.000 jaar geleden waren er relatief lange en strenge ijstijdfasen met perioden van extreme koude aan het einde van de ijstijd met een gemiddelde wintertemperatuur van -20 tot -30°C en een gemiddelde julitemperatuur van slechts tussen de 5 en 10 graden Celsius. Een tussenijstijd duurt slechts ongeveer 10.000 tot 20.000 jaar. De overgang van een warme tussenijstijd naar een koude ijstijd gaat geleidelijk; de overgang van een ijstijd terug naar een tussenijstijd gaat daarentegen telkens relatief snel. Tijdens een ijstijdfase, als het geleidelijk steeds kouder wordt, treden er tussentijds kortere klimaatfluctuaties op van maximaal enkele duizenden jaren, aangeduid als stadialen (extreem koude fasen) en interstadialen (relatief warme fasen).

 


De Vermaning vondsten zijn gevonden in het overblijfsel van het keizand. Daarin liggen ook de in situ nederzettingen van de Neanderthaler maar waarschijnlijk waren die Neanderthaler-nederzettingen niet permanent. En leefde ze tijdelijk in gebieden afhankelijk van seizoensovergangen en de beschikbare voedsel en hulpbronnen. De bekendste Neanderthaler-nederzettingen zijn Hoogersmilde, Hijken, Eemster en Schuilenburg waarvan de vuursteenwerktuigen de getuigenis zijn. Niet alle artefacten lagen in aanvang in contact met het dekzand maar zijn waarschijnlijk op het keizand oppervlakte achtergelaten. In het noorden van Nederland heeft de bodem gedurende de ijstijd onder invloed gestaan van ingrijpende veranderingen. Tijdens de ijstijd zijn zeer oude artefacten door de ijskappen naar de stuwwallen getransporteerd. Vervolgens hebben smeltwater rivieren gezorgd voor het wegspoelen van bodemlagen, en keizandbodems kwamen aan de oppervlakte die door de ijskappen waren aangevoerd en oude dekzand lagen spoelde door smeltwater-rivieren weg en ontstonden weer. Gedurende een periode van ongeveer 250.000 en 40.000 jaar geleden was de Neanderthaler in dit gebied wisselend aanwezig. In al die wisselende periodes zijn mogelijk artefacten achtergebleven en niet onder gelijke omstandigheden van klimaat, vegetatie en bodemoppervlakte. De verschuivingen in de bodem de oppervlakte en de veranderingen in het landschap hebben ervoor gezorgd dat de omstandigheden waarin artefacten zijn achtergelaten van elkaar variëren.

 


Een studie uit 2019, gepubliceerd in het tijdschrift PLOS ONE, analyseerde de voetafdrukken van Neanderthalers gevonden in Le Rozel, Frankrijk. Onder leiding van Jérémy Duveau van het Nationaal Instituut voor Preventief Archeologisch Onderzoek (INRAP) bestudeerden archeologen, samen met paleontologie- en geologie-experts, de grootte en spreiding van de voetafdrukken. Ze schatten dat Neanderthalers snelheden konden bereiken en mogelijk afstanden van tot 30 kilometer per dag aflegden. De mobiliteit van Neanderthalers stelde hen in staat om grote afstanden te overbruggen en konden ook vuursteen op andere locaties verkrijgen, wat ongetwijfeld invloed had op hun jachtpatronen en culturele ontwikkeling. Onderzoek uitgevoerd door de Universidad de La Laguna in El Salt, Spanje, heeft aangetoond dat Neanderthalers een nomadische levensstijlen hadden. Het bleek dat sommige kampvuurplaatsen zich in verschillende grondlagen bevonden, wat suggereert dat deze locaties herhaaldelijk werden gebruikt voor bewoning. Langdurig gebruik werd gekarakteriseerd door dikkere aslagen, terwijl dunne aslagen op kortstondig gebruik wijzen. Deze bevindingen wijzen op een patroon van herhaalde migratie, waarbij Neanderthalers mogelijk op zoek waren naar voedsel en geschikte leefomstandigheden op bepaalde locaties. Na een periode van gebruik werden deze vuurplaatsen verlaten, maar het is goed mogelijk dat ze later opnieuw in gebruik werden genomen door dezelfde of andere groepen Neanderthalers. Dit belicht de dynamische levensstijl van de Neanderthalers, die zich aanpasten aan hun omgeving en hun nederzettingen daarop afstemden.

 


Cyroturbatie heeft de bodemlagen in Drenthe verstoord, wat leidde tot het verdwijnen van eventueel bewijs voor verschillende grondlagen met vuurplaatsen en zorgde voor menging van vuursteenartefacten in de bodem. Cyroturbatie heeft niet alleen bijgedragen aan de vermenging van bodemlagen, maar heeft ook het onderzoek naar de migratie en culturele praktijken van Neanderthalers bemoeilijkt. Het is daarom slechts hypothetisch mogelijk dat verschillende Neanderthaler groepen of terugkerende groepen kleine hoeveelheden vuursteensoorten uit de omgeving, evenals uit verder weg gelegen gebieden, meebrachten naar de Vermaning vindplaatsen. De vuursteen­artefacten, waaronder vuistbijlen, zouden dan mogelijk ook seizoensgebonden achtergelaten kunnen zijn op de tijdelijke verblijfplaatsen. De bodemverstoring op de akkers waar Vermaning zijn vondsten heeft gedaan, heeft cyroturbatie geleid tot een vermenging van eventuele seizoenslagen met vuurstenen werktuigen, hierdoor is het niet mogelijk om deze afzonderlijk per laag aan te tonen, en kon er geen bewijs voor worden gevonden. Bijna alle vuursteensoorten van de werktuigen die zijn gevonden door Vermaning zijn glaciaal getransporteerd en door Neanderthalers verzameld op de Drents-Friese keizandbodems. Neanderthalers gingen waarschijnlijk niet op zoek naar vuursteenafzettingen die aan de oppervlakte lagen in het keizandreservaat bij Urk, waarvan enkele soorten wel overeenkomsten vertonen met die van de Vermaning-vondsten. Hoewel zeldzaam, komt zuidelijke vuursteen uit het gebied onder de rivieren ook voor in Drents-Fries Noord-Nederland. Vermoedelijk zijn deze achter gebleven uit oudere sedimentlagen in Noord-Nederland die in de stuwwallen ook voorkomen door noordelijke gletsjers verplaatst. Als het cryoturbatieproces, samen met andere menselijke activiteiten zoals ruilverkaveling en akkerbouw, niet had plaatsgevonden, zouden archeologen waarschijnlijk betere mogelijkheden hebben gehad om de artefacten te situeren in seizoensgebonden lagen met mogelijk verschillende aslagen van vuurplaatsen. Voorlopig moeten we ervan uitgaan dat het om eenmalige Neanderthaler verblijfsplaatsen gaat. De afwezigheid van organisch bewijs voor het verblijf van Neanderthalers in Noord-Nederland kan worden toegeschreven aan ongunstige klimatologische en bodemomstandigheden, waaronder cyroturbatie.

De afwezigheid van organisch materiaal maakt het moeilijk om een volledig beeld te krijgen van hun levenswijze, dieet en gedrag. Door de druk en bewegingen in de bodem kan organisch materiaal, zoals botten of voorwerpen, fragmentarisch worden of zelfs volledig verdwijnen. Onder omstandigheden van cyroturbatie kan organisch materiaal snel worden afgebroken door microbiële activiteit wanneer de temperatuur fluctueert en het organisch materiaal ontdooit. Dit belemmert de mogelijkheid om goed bewaard gebleven resten te vinden. Hierdoor krijgen we een eenzijdig beeld van de Neanderthalers in Noord-Nederland, waarbij belangrijke aspecten zoals hun voeding, sociale structuren en culturele praktijken mogelijk niet goed worden gerepresenteerd. Dan blijft er niet veel meer over dan alleen de vuursteenwerktuigen. Er blijven maar weinig elementen over, aangezien de Vermaning artefacten vermengd lagen in de keileem-bodem, maar ook beschadigd zijn door verschillende seizoensinvloeden. Veranderingen in temperatuur en vochtigheid kunnen leiden tot het uitzetten of krimpen van de grond, wat op zijn beurt raakt aan de positie en integriteit van de artefacten. Hierdoor konden post of depositionele beschadigingen ontstaan die vertonen potlids, drukkegels, putjes, krasjes, barstjes, afgeronde ribben en andere kenmerken. De diepte waarop de vuursteenwerktuigen zich bevonden, speelt een cruciale rol in hun behoud. Artefacten die dieper in de bodem hadden gelegen, zijn mogelijk minder blootgesteld aan de invloeden van de bovenliggende grondlagen, in vergelijking met objecten die oppervlakkiger hebben gelegen. Factoren als de aanwezigheid van water, ijzer, minerale samenstelling van de oppervlakte, bovenlaag en onderliggende keileembodem, kunnen variëren in hun effect op de algehele staat van de vuursteenwerktuigen. Bepaalde gebieden op een akker kunnen gunstiger zijn voor het behoud van deze artefacten dan andere delen. De complexiteit maakt het uitdagend om eenvoudige of eenduidige conclusies te trekken over de staat of echtheid van vuursteenwerktuigen die in verstoorde en vermengde bodems hebben gelegen. Dit zorgt ervoor dat de basis om ze als 'vals' te labelen wankel is, en benadrukt de noodzaak voor zorgvuldige analyse en contextueel begrip bij het bestuderen van de vondsten.

 


De isotopenmassaspectrometrie-analyse op de vuursteen artefacten van Tjerk Vermaning heeft deels geholpen bij het bepalen van hun herkomst. De resultaten toonden aan dat de vuursteensoorten afkomstig waren uit verschillende gebieden, wat niet suggereert dat Vermaning mogelijk handel dreef en vuursteen verzamelde uit verschillende regio's voor de productie van zijn artefacten. Na de drooglegging van de noordoostpolder kwam het keizand reservaat bij Urk weer zichtbaar aan de oppervlakte, wat een beeld geeft van de keizandbodems. En waar de oppervlakte vergelijkbaar is met de noordelijke glaciale keizandbodem van Drenthe en Friesland waar Neanderthalers hun vuursteen verzamelde. Op het keileem reservaat Urk liggen verschillende vuursteen soorten waaronder uit Noord-Frankrijk, het Maasbekken en de regio rond Parijs, die konden via rivierafzettingen naar de regio Urk worden afgezet in het Midden-Pleistoceen. Het keizand reservaat bij Urk was in de jaren 60 en 70 niet toegankelijk voor publiek. Het reservaat werd destijds beschermd vanwege zijn unieke natuurwaarde en om verstoring van het gebied te voorkomen. Bezoekers mochten het gebied niet betreden om de flora en fauna te beschermen. Het feit dat Tjerk Vermaning alleen een bromfiets had als vervoermiddel betekent dat hij waarschijnlijk niet in staat was om hoeveelheden gesteente te vervoeren vanuit het keizand reservaat. De afstand en de overvloed aan verschillende soorten vuursteen maken het onmogelijk dat hij deze van het keizand reservaat heeft kunnen verzamelen. Het zou ook veel tijd kosten en opvallen om geschikt gesteente te verzamelen in een beschermd natuurgebied. De beschuldiging dat hij daar zijn vuursteen zou hebben opgeraapt voor het vervalsen van zijn Hoogersmilde en Eemster vondsten, houdt geen stand. De Vermaning vondsten uit Hijken bestaan voornamelijk uit Falsterflint-vuursteen, dat voortkomt uit de verwering van sedimenten zoals keizand, afkomstig uit het glaciale transport vanuit Scandinavië. Het is bekend dat Falsterflint voorkomt in Saale-sedimenten. Deze sedimenten zijn voornamelijk afgezet door gletsjers die vanuit Scandinavië naar het zuiden oprukken en Drents-Fries Nederland bedekten. Falsterflint-vuursteen is meestal wit of crème grijs zwart en variaties van bruin, van licht tot donker.