De Affaire Tjerk Vermaning.
Het verhaal over een amateurarcheoloog uit de Nederlandse geschiedenis. 
 

Neanderthalers uit het Midden-Paleolithicum.


In 1972 ontdekte Tjerk Vermaning zeer oude stenen werktuigen bij Staphorst, die zelfs op 250.000-500.000 jaar oud werden geschat. Tijdens deze periode leefden Neanderthalers als jager-verzamelaars en maakten ze gebruik van stenen werktuigen. Neanderthalers leefden in Nederland tijdens de laatste ijstijd, ook wel het Pleistoceen genoemd. Ze waren aanwezig in deze regio van ongeveer 300.000 tot 35.000 jaar geleden. De Vermaning vindplaatsen Hoogersmilde, Hijken en Eemster worden geassocieerd met de vuursteen artefacten van Neanderthalers. Vaak worden de vuursteenwerktuigen aangeduid als de Mousteriaanse cultuur uit het midden-paleolithicum. Dit verwijst naar de archeologische vondsten die zijn gedaan bij de grot (abri) van Le Moustier in Frankrijk, waar deze cultuur voor het eerst werd geïdentificeerd aan de hand van vuursteenvondsten. In Nederland zijn verschillende archeologische vindplaatsen gevonden die dateren uit deze periode en waar sporen van Neanderthaler activiteit zijn gevonden. De vuursteen industrie door Neanderthalers, bestaat uit vuistbijlen, racloirs (een soort schrabbers of messen) en punten, soms werd een Levalloistechniek of een andere techniek die uitging van voorbewerkte kernen toegepast bij het maken van de vuurstenen schilfers. Tjerk Vemaning noemde de vuursteen spitsen die hij had gevonden uit het Moustérien, Smildien cultuur, genoemd naar de omgeving van Smilde in (Drenthe). Het Moustérien, is veel verfijnder dan het voorafgaande Acheuléenen (met o.a. Bipolaire techniek) en kenmerkt zich door een afname in het gebruik van grote, zware handbijlen ten gunste van lichte bijlen, fijnere schrapers en later op het einde van het Moustérien tijdperk ook klingen. Een doorontwikkeling van de Levalloistechniek vond plaats in het laat-Moustérien als een voorloper van de klingentechniek uit de perioden daarna. Binnen de Moustérien technologie bestaat een groot verschil tussen die van de Neanderthalers uit Zuid-Europa en die uit het oosten. Dit wijst op mogelijke technologische en cultuurverschillen tussen de verschillende Neanderthalergroepen. De Neanderthaler leefde honderdduizenden jaren in Europa waardoor artefacten sterk van elkaar kunnen verschillen in vorm en vindplaats locatie. Tegen het eind van het Moustérien-tijdperk was de Neanderthaler met hun technieken vergelijkbaar aan die van de Homo sapiens ook wel cro-magnons genoemd die toen nog gelijktijdig had geleefd met de Neanderthaler in Europa.



a.

   Enkele Moustérien vuursteen artefacten van de vindplaats Le Moustier, Frankrijk. Museum de Toulouse.  a. Biface, handbijl.  b. Levallois kern.  c. racloir, zijschraper.

b.


 

In Noord-Duitsland zijn vergelijkbare vuursteenwerktuigen van Neanderthalers aangetroffen, die Vermaning ook in Noord-Nederland had gevonden.



▲ In de "Bouffia" grot bij Chapelle Aux Saints in Frankrijk is een Neanderthaler-schedel met skelet gevonden van een oude Neanderthaler man. Deze oude Neanderthaler had de ziekte van Baastrup ( syndroom van Baastrup) is een relatief veel voorkomende pathologie die de wervelkolom aantast.


Cultuur.

Neanderthalers droegen kleding, sieraden en gebruikten medicinale planten. Ze bouwden schuilplaatsen van dierenhuiden en begroeven hun doden. Ze woonden in grotten, bij overhangende rotswanden en tijdelijke kampementen, waar ze vuur gebruikten om zich warm te houden en voedsel te bereiden. Daarnaast communiceerden ze met elkaar door middel van gesproken taal, gebaren en mogelijk ook symbolen. 


  In de grot La Roche-Cotard in Frankrijk zijn abstracte wandgraveringen ontdekt die ongeveer 57.000 jaar geleden door Neanderthalers zijn gemaakt.

Uiterlijk.

Neanderthalers hadden een andere vorm van ribbenkast in vergelijking met Homo sapiens. Over het algemeen hadden Neanderthalers een bredere en kortere thorax (ribbenkast) in vergelijking met de langere en smallere thorax van Homo sapiens. Deze bredere thorax van Neanderthalers was mogelijk aangepast aan hun lichamelijke kenmerken en levensstijl, zoals de behoefte aan meer longcapaciteit voor intense fysieke activiteit en aanpassing aan koudere klimaten. Daarnaast zijn er ook aanwijzingen dat de vorm van de ribbenkast van Neanderthalers mogelijk invloed had op hun ademhalingspatronen en mogelijk hun stemgeluid beïnvloedde. Neanderthalers hadden een beperkter verspreidingsgebied dan de moderne mens en leefden voornamelijk in Europa en delen van Azië, terwijl de moderne mens een breder verspreidingsgebied had. Er wordt gedacht dat Neanderthalers meer op kleine familiegroepen leefden en mogelijk minder complexe sociale structuren hadden dan de moderne mens in de prehistorie. Neanderthalers hadden ook een prominentere wenkbrauwlijn en een andere schedelvorm. Neanderthalers hadden een vlakker gezicht en een grotere neus dan Homo sapiens. Ze hadden ook een prominentere kin en hun kaken waren krachtiger. Neanderthalers hadden over het algemeen een robuustere lichaamsbouw en kortere ledematen dan Homo sapiens. Ze waren aangepast aan koude klimaten en hadden mogelijk meer spiermassa. Neanderthalers hadden een andere houding dan Homo sapiens, met een meer afgeronde rug en mogelijk een iets andere manier van lopen.



Een schedelfragment van een Neanderthaler uit de Steentijd, vernoemd naar de vindplaats Krijn. Het kleine stuk (9,5 bij 6 cm) met karakteristieke dikke wenkbrauwboog werd begin 21e eeuw ontdekt en is vooralsnog het enige Neanderthalerfossiel uit de Noordzee. Het komt van de ('Middeldiepe') Zeelandbanken voor de Zeeuwse kust. 'Krijn' was een jongvolwassen man, toen hij tussen de 50.000 en 35.000 jaar geleden (Laat Pleistoceen) overleed.





Klimaat.

Het landschap in Nederland waarin neanderthalers leefde varieerde, vooral door het afwisselend optreden van ijstijden (glacialen) en tussenijstijden (interglacialen). Tijdens ijstijden vormden zich in Scandinavië grote ijskappen. Deze breidden zich geleidelijk zuidwaarts uit en uiteindelijk bereikten enorme gletsjers ook Nederland. De Neanderthalers zullen zich tijdens de meest barre omstandigheden op het hoogtepunt van de ijstijd verder zuidwaarts hebben teruggetrokken in de beschutte grotten van België en Frankrijk. Maar zodra het klimaat weer even iets minder extreem werd, zullen ze de mammoetsteppe met zijn grote herbivoren op de plek in Noord-Nederland weer hebben bevolkt. Deze herbivoren vormden een aantrekkelijke prooi, vanwege de hoeveelheid vlees en daarmee calorieën die ze boden. De kleine beekdalen boden beschutting, water en wellicht ook eetbare planten. Vanaf ongeveer 800.000 jaar geleden waren er relatief lange en strenge ijstijdfasen met perioden van extreme koude aan het einde van de ijstijd met een gemiddelde wintertemperatuur van -20 tot -30°C en een gemiddelde julitemperatuur van slechts tussen de 5 en 10 graden Celsius. Een tussenijstijd duurt slechts ongeveer 10.000 tot 20.000 jaar. De overgang van een warme tussenijstijd naar een koude ijstijd gaat geleidelijk; de overgang van een ijstijd terug naar een tussenijstijd gaat daarentegen telkens relatief snel. Tijdens een ijstijdfase, als het geleidelijk steeds kouder wordt, treden er tussentijds kortere klimaatfluctuaties op van maximaal enkele duizenden jaren, aangeduid als stadialen (extreem koude fasen) en interstadialen (relatief warme fasen).


 

De vindplaatsen van Neanderthalers die door Tjerk Vermaning werden ontdekt, waren waarschijnlijk tijdelijke kampementen (verblijfplaatsen). Neanderthalers waren bedreven in het maken van vuurstenenwerktuigen. Bij het maken van deze werktuigen, zoals messen en zagen, ontstaan er vaak afslag-splinters. Deze splinters zijn het resultaat van het slaan van stukken vuursteen om ze een scherpe rand te geven. Sommige splinters werden vervolgens verder bewerkt en gebruikt als gereedschappen, terwijl andere afslag-splinters overbleven als restafval. Op archeologische vindplaatsen, zoals die van Tjerk Vermaning, kunnen composities van vuursteen worden gemaakt op basis van afslag-splinters die zijn gevonden. Vuursteenreconstructie speelden ook een belangrijke rol bij het vaststellen of de Vermaning-vondsten authentieke oorsprong kunnen hebben. 


Vuursteen compositie.

Er zijn aanwijzingen dat Neanderthalers mogelijk cannibalisme hebben beoefend.


Archeologische opgravingen van Neanderthalers hebben menselijke botten opgeleverd die tekenen vertonen van slijtage en verwondingen die overeenkomen met het breken van botten voor merg of het verwijderen van vlees. Sommige botten vertonen ook snij- en haksporen die wijzen op een behandelingswijze die typisch is voor het afsnijden van vlees van het bot. Dit kan suggereren dat Neanderthalers het vlees van andere Neanderthalers aten, maar het is ook mogelijk dat dit gebeurde in een context van ritueel of survival (bijvoorbeeld tijdens periodes van extreme schaarste). De Neanderthaler,  is een onderwerp van intensief onderzoek door wetenschappers. Eén van de meest intrigerende vragen die wetenschappers bezighoudt, is de aard van hun dieet, met speciale aandacht voor de mogelijke praktijken van kannibalisme en ceremoniële slachtingen. Er zijn aanwijzingen dat de Neanderthalers af en toe gebruikmaakten van menselijke resten als voedsel. Vondsten van gefragmenteerde botten met snijsporen (La Quina) wijzen erop dat het vlees van hun soortgenoten mogelijk is gegeten. Dit kan verschillende oorzaken hebben gehad: Overleven in Tijden van Hongersnood: In perioden van schaarste, zoals tijdens extreme weersomstandigheden of voedseltekorten, zouden Neanderthalers ertoe gedreven kunnen zijn om zelfs andere mensen te gebruiken als een vitale voedselbron. Sociale en Rituele Praktijken: Sommige onderzoekers stellen voor dat kannibalisme ook rituele of ceremoniële motieven kon hebben gehad. (Het is niet uitgesloten dat de hongersnood deel uitmaakte van de ceremonie als een vorm van rechtvaardiging.) Het verwerken van de resten van doden zou kunnen duiden op een manier om de rouw te verwerken of de band binnen een sociale groep te versterken. Ceremonieel Vlees Snijden. Aan de andere kant is er bewijs dat suggereert dat Neanderthalers zich misschien ook bezighielden met ceremoniële praktijken die met vleesverwerking te maken hadden. De aanwezigheid van zorgvuldig gesneden botten en het gebruik van bepaalde technieken duiden op een mogelijke symbolische betekenis die verder gaat dan louter voedingsbehoeften. Interactie met Hyena's, de Neanderthalers leefden in een ecosysteem dat ook door andere grote roofdieren, zoals hyena’s, werd bewoond. Het kan zijn dat, Neanderthalers soms in conflict kwamen met deze dieren om voedselbronnen. De vraag of de consumptie van menselijke resten ook samenhangt met defensieve of competitieve situaties rondom hyena's blijft een onderwerp van speculatie. De eetgewoonten van de Neanderthalers blijven een complex en fascinerend onderwerp. Of hun omgang met andere mensen nu voortkwam uit de noodzaak om te overleven of uit culturele rituelen, het is duidelijk dat meer onderzoek nodig is om definitieve conclusies te trekken. De afwezigheid van solide bewijzen maakt het lastig om te begrijpen wat deze praktijken precies inhielden en wat de motieven erachter waren. Pas wanneer toekomstig archeologisch en antropologisch bewijs beschikbaar komt, zullen we wellicht een meer uitgebreide en plausibele verklaring kunnen formuleren voor het fascinerende gedrag van deze vroegere mensen.

 


DNA-onderzoek.


In 2010 werd het DNA van Neanderthalers in kaart gebracht en bleek dat moderne mensen van niet-Afrikaanse afkomst tot 2% van hun DNA gemeen hebben met Neanderthalers, wat suggereert dat er enige vermenging heeft plaatsgevonden tussen de twee soorten. Het eerste overtuigende bewijs dat mensen en Neanderthalers paren, kwam uit de analyse van een concept-Neanderthaler-genoom, dat grotendeels was verzameld uit overblijfselen die in Kroatië waren gevonden. Zo kunnen onderzoekers bijvoorbeeld de specifieke effecten van Neanderthalergenen op moderne gezondheid, bijvoorbeeld op het immuunsysteem of op bepaalde ziekten, verder onderzoeken.


DNA-onderzoek heeft ons begrip van de Neanderthaler in een stroomversnelling gebracht.