De Affaire Tjerk Vermaning.
Het verhaal over een amateurarcheoloog uit de Nederlandse geschiedenis. 
 

De laatste ijstijden in Noord Nederland.


De Elsterien tijdperk vond plaats tussen ongeveer 500.000 en 350.000 jaar geleden. Het was een periode van het Pleistoceen en er zijn fossiele resten uit deze tijd gevonden in Drenthe. Het Elsterien tijdperk, ook wel bekend als de Elster-ijstijd, is een periode van glaciale activiteit die plaatsvond in Nederland en andere delen van Europa. Deze ijstijd begon ongeveer 0,5 miljoen jaar geleden en duurde tot ongeveer 0,3 miljoen jaar geleden. Tijdens het Elsterien tijdperk waren grote delen van Nederland bedekt met ijs. Het ijs bereikte zijn maximale uitbreiding tijdens de Glaciale Maximale, toen grote delen van het land bedekt waren met een ijskap. De ijskap strekte zich uit van het noorden van Nederland tot aan de Utrechtse Heuvelrug en bedekte ook grote delen van Duitsland en Scandinavië. De impact van het Elsterien tijdperk op het landschap van Nederland was aanzienlijk. Het ijs schuurde en erodeerde het landschap, waardoor fjorden, meren, heuvels en dalen ontstonden. Naarmate het klimaat warmer werd en het ijs smolt, werden deze landschapskenmerken gevormd en bleven ze achter nadat het ijs volledig was verdwenen. Het Elsterien tijdperk wordt vaak gevolgd door het Saalien tijdperk, een andere glaciale periode die ongeveer 0,3 tot 0,1 miljoen jaar geleden plaatsvond. Beide tijdperken hebben bijgedragen aan de vorming van het huidige landschap van Nederland, inclusief de vorming van de Nederlandse delta en de overblijfselen van rivieren, meren en zandduinen. Tijdens de Elster-ijstijd (Elsterien) bedekte het Scandinavische landijs waarschijnlijk voor de eerste maal grote delen van Noord-Nederland en dat duizenden jaren achtereen. Wat uit deze periode op veel plaatsen in de bodem is achtergebleven zijn zeer dikke afzettingen van smeltwaterzand en klei.

De Saale-ijstijd, ook bekend als het Saalien of het Drenthe-stadium, was een glaciale periode die ongeveer 200.000 tot 130.000 jaar geleden plaatsvond. Tijdens deze periode werden grote delen van Nederland bedekt door een enorme ijskap. De Saale-ijstijd ging gepaard met grote klimaatschommelingen. Het klimaat was over het algemeen veel kouder dan tegenwoordig, maar binnen deze periode waren er ook verschillende fasen met fluctuaties in het klimaat. Er waren momenten waarop het klimaat iets warmer werd en de ijskappen enigszins smolten, en er waren ook momenten waarop het klimaat weer kouder werd en de ijskap zich verder uitbreidde. Deze veranderingen in het klimaat hadden een aanzienlijke invloed op de biodiversiteit en landschapsveranderingen in Nederland. Door de ijsbedekking was er weinig vegetatie mogelijk, waardoor de biodiversiteit beperkt was. Rudimentaire plantensoorten en enkele diersoorten, zoals mammoeten en wolharige neushoorns, pasten zich aan de barre omstandigheden aan. Naarmate de ijskappen zich terugtrokken aan het einde van de Saale-ijstijd, ontstonden er nieuwe landschappen. tijdens de Saale-ijstijd was er sprake van een droge en winderige zandvlakte, die ook wel bekendstaat als een steppelandschap. Dit komt doordat grote delen van het landschap bedekt waren met toendra vegetatie en steppegrassen, en er weinig tot geen bomen en struiken waren. Daarnaast werden zandduinen gevormd door de actieve winden in het gebied. Smeltwater en het schurende effect van het ijs hebben bijvoorbeeld geleid tot de vorming van rivierdalen, stuwwallen en smeltwaterafzettingen zoals zandduinen en grindvlaktes. Deze landschapsveranderingen hebben invloed gehad op de huidige geografie en bodemgesteldheid en verplaatsing van vuursteen.

De Eemien periode, ook bekend als de laat-ste interglaciaal, was een warme en drogere periode die zich ongeveer 130.000 tot 115.000 jaar geleden afspeelde. Deze periode volgde op het Saalien, een van de ijstijden. In Noord-Nederland wordt de Eemienperiode gekenmerkt door afzettingen van keileem die tijdens deze periode werden gevormd. Keileem is een zware, compacte en kleihoudende grondsoort die wordt gevormd door het vermalen en vermengen van gesteente door gletsjerbewegingen. Tijdens de Eemienperiode werden grote hoeveelheden keileem afgezet in Noord-Nederland, wat nog steeds goed te zien is in het landschap. Deze afzettingen bevatten fossielen en worden gebruikt door wetenschappers om meer inzicht te krijgen in het klimaat en de ecologie van die tijd.

Het  Weichselien begon ongeveer 115.000 jaar geleden en eindigde rond 11.700 jaar geleden. Tijdens het Weichselien bedekte een grote ijskap het noordelijke deel van Europa, inclusief Noord-Nederland. Het landschap was over het algemeen koud en ruig, met uitgestrekte gletsjers, ijzige rivieren en toendra-achtige vegetatie. In Noord-Nederland leidde de ijskap tot de vorming van verschillende landvormen, zoals stuwwallen, drumlins en smeltwaterdalen. Aan het einde van het Weichselien begon het klimaat te veranderen en smolt het ijs geleidelijk weg. Dit leidde tot de vorming van grote smeltwatermeren in Noord-Nederland. Deze meren, zoals het Oldambtmeer en het Drentse meer, werden later bedekt met klei, zand en veen toen het klimaat verder opwarmde. Dit sediment vormde uiteindelijk de vruchtbare grondlagen waarop de huidige landschappen en landbouwgebieden in Noord-Nederland zijn gebaseerd. 



De Weichselijstijd (artf. periode van Hoogersmilde, Hijken, Eemster), wordt gevolgd door het Holoceen, waarschijnlijk een interglaciaal die 12.000 geleden begon en doorgaat tot in het heden. kale toendra-achtige Drenthe uit het Weichselien raakt begroeid, eerst met naald- en later met loofwouden.  Er ontstonden uitgebreide veenmoerassen. In Noord-Nederland. Op de droge delen van Drenthe komen de stuifzanden.  De veenvorming, ook in de beekdalen op het Drents plateau, kwam goed op gang met laagvenen, later overgaande in hoogveen in een relatief natte periode die 6000 jaar geleden begon.