Sahara hyaliet of windlak?
Het terugkerende argument over het verschil tussen hyaliet en windlak en waarom windlak wel zou bestaan?
Het bewijs dat Govert van Noord heeft geleverd, kan niet genegeerd worden. Maar als windlak eigenlijk hyaliet is, hoe zit het dan met die woestijnartefacten waarvan beweerd wordt dat ze een gepolijste laag hebben door zandstof en wind? Een Windkanter, afb. w1. kan er mat en dof uitzien door slijtage en krassen door windstormen en het zand krijgt het gesteente een gematteerde uitstraling. Opvallend is dat bijna al die windkanters, ook die in Nederland zijn gevonden, dof en mat zijn. voorbeeld van dit verschijnsel zijn de windkanters, die voortdurend blootstonden aan de abrasie en corrosie veroorzaakt door de constante wind die zand transporteert, waardoor ze werden afgeschuurd. Om dit te achterhalen, kunnen we kijken naar het paleoklimaat in Noord-Afrika, met name de Sahara. Opmerkelijk genoeg is er daar een overeenkomst wat betreft de mogelijkheid van hyalietafzetting.
Veel woestijngronden bevatten prominente, witachtige lagen die kalkhorizonten worden genoemd. Dit zijn ophopingen van calciumcarbonaat, hetzelfde materiaal dat voorkomt in krijt. Het kalkrijke gesteente in de Sahara bevat calciumcarbonaat (kalk), wat een belangrijk mineraal is bij de vorming van hyaliet. Aangezien hyalieten voornamelijk bestaan uit opgelost silica dat kristalliseert en een gelachtige structuur vormt, worden ze vaak aangetroffen in vulkanische gesteenten die zijn afgekoeld aan het aardoppervlak of bij hydrothermale bronnen waar het gesteente in aanraking komt met (heet) water dat snel afkoelt. Gezien het gebrek aan direct bewijs over de exacte omstandigheden in de Sahara 200.000 en 50.000 jaar geleden, kunnen we alleen speculeren over de mogelijke temperatuur- en drukomstandigheden die toen van toepassing waren. Als er bewijs is van hyalietafzetting op artefacten van 50.000 jaar oud, kan dit mogelijk ook inzicht geven in de klimaatomstandigheden van die tijd. Een mogelijke manier om meer inzicht te krijgen in de vorming van hyaliet in de Sahara rond 50.000 jaar geleden, is door wetenschappelijk onderzoek en analyse van gesteentemonsters uit die periode uit te voeren. Op basis hiervan zouden de specifieke temperatuur- en drukomstandigheden destijds beter kunnen worden bepaald.
Het is mogelijk dat plotse afkoeling 50.000 jaar geleden door regenval invloed heeft gehad op het gesteente in de Sahara en heeft bijgedragen aan de vorming van hyalietafzettingen. Ook het regenwater bevat meestal kleine hoeveelheden opgeloste mineralen, waaronder silica. Bij de vorming van hyalietafzettingen op gesteente is een proces van plotselinge afkoeling van water dat silicium en gesteente bevat, betrokken.
De glanzende artefacten die in de Sahara-woestijn zijn gevonden, kunnen worden verklaard door verschillende factoren. Ten eerste is het belangrijk op te merken dat de Sahara-woestijn, ondanks het droge klimaat van vandaag, in het verleden verschillende klimaatverschuivingen heeft ondergaan. Gedurende duizenden jaren kende de regio afwisselend perioden van droogte en nattere klimaten, wat resulteerde in de "groene Sahara" en de "woestijn-Sahara". De gesteenten die worden geassocieerd met middel-paleolithische artefacten in de Sahara variëren, maar enkele veel voorkomende zijn kwartsiet, chert (kiezel), basalt en obsidiaan. Deze gesteenten kunnen kleine hoeveelheden hyaliet bevatten, wat kan optreden als gevolg van hydrothermale activiteit of aanwezigheid van water tijdens hun vorming.
Kwartsiet, een metamorf gesteente dat voornamelijk uit kwarts bestaat, kan hyalietafzetting bevatten als er scheuren of poriën aanwezig zijn waarin silica-oplossingen kunnen doordringen en neerslaan. Chert, een sedimentair gesteente rijk aan siliciumdioxide, is bijzonder vatbaar voor hyalietafzetting, vooral in gebieden met water en opgeloste silica. Basalt, een stollingsgesteente dat snel afkoelt uit lava, vertoont vaak een glasachtige textuur waar hyalietafzetting kan plaatsvinden. Obsidiaan, een vulkanisch glasachtig gesteente dat ontstaat bij snelle afkoeling van lava, kan ook aantrekkelijke hyalietafzettingen hebben, vooral wanneer gepolijst en insluitsels zichtbaar zijn. Hoewel hyaliet van nature aanwezig kan zijn op het oppervlak van gesteenten, kan het vervagen, verdwijnen of zelfs verborgen zijn als gevolg van weersinvloeden, zoals erosie, chemische reacties en biologische processen. Dit kan resulteren in het verminderen of volledig verdwijnen van hyalietafzettingen.
Er is wetenschappelijk bewijs dat de Sahara-woestijn in het verleden perioden van regenval en moessoncycli heeft meegemaakt, vooral ongeveer 20.000-50.000 jaar geleden tijdens de laatste ijstijd. Deze klimaatomstandigheden leidden tot groenere landschappen met meren, rivieren, vegetatie en menselijke nederzettingen. Tijdens deze periodes was het mogelijk dat hyaliet werd afgezet op artefacten die in de Sahara werden vervaardigd. In relatie tot het experiment aangetoond door Govert van Noord, waarbij werd aangetoond dat windlak kan verdwijnen door wind, zand en stof aan de noordzee kust, kan het zijn dat de glanzende laag op de Sahara-artefacten niet als windlak kan worden beschouwd, maar eerder als een rest afzetlaag die na verloop van tijd is overgebleven? Dit zou kunnen verklaren waarom de artefacten nog steeds een vaak doffe glans hebben, mogelijk verminderde hyaliet afzetting?
Samengevat kan hyaliet zichtbaar zijn op gesteenten in de Sahara-woestijn, maar het kan ook vervagen of verdwijnen zijn vanwege evoluerende processen en omstandigheden. Het feit dat de Sahara in het verleden groenere perioden heeft gekend en hyaliet op artefacten kan laten ontstaan, draagt bij aan de mogelijke verklaring voor de glanzende artefacten die in de regio zijn gevonden. Daar komt bij dat niet alle steensoorten geschikt zijn om hyalietlaagjes te krijgen.
Om deze hypothese te ondersteunen, hieronder een afbeelding van een vuistbijl uit de Sahara. Hoewel de gangbare theorie suggereert dat het ontstaan van windlak wel het geval zou moeten zijn, is de glanslaag verdwenen. In tegen stelling tot de zijde die uit de wind in contact lag met de bodem en een doffe donkere glans vertoont. Waar de invloed van "dulling" door zon, warmte en verschuiving van invloed was.
Op de foto 1 zie je een artefact uit de Noord-Afrikaanse Sahara met een matte kant die zichtbaar aan het oppervlak heeft gelegen. De randen zijn wel mat-glans omdat de randen bedekt waren met zand. Ook is zand sedimentatie hechting op de randen zichtbaar. Op afbeelding 2 zie je het deel dat op/in de bodem lag en glanzend is gebleven. Afbeelding 1 en 3 is duidelijk gematteerd door erosie als gevolg van zand en wind. Deze situatie staat in contrast met het ontstaan van windlak. Vaak begint het proces van het hechten van zand wanneer sedimenten, zoals zand, zich ophopen en samengeperst worden tegen het gesteente. Dit is op de vuistbijl aan de randen zichtbaar. Onder druk, invloed van water en mineralen kunnen de sedimenten geleidelijk aan elkaar binden en veranderen en aan het gesteente als een cement hechten. Deze sedimentaire hechtingen vinden plaats over een veel langere tijdsperiode. Dit suggereert dat de vuistbijl gedurende zeer lange tijd aan het oppervlak heeft gelegen en theoretisch gezien winderosie heeft ondergaan. Deze observatie heeft geleid tot de vraag of windlak en hyaliet hetzelfde zijn op de artefact uit de Sahara? Als het artefact aan de onderkant zeer licht gepolijst is, hoe kon de wind onder de steen komen en windlak laten ontstaan?