Voortdurende controverse rond Tjerk Vermaning en ‘meesterbrein’ Ad Wouters.
Beroepsarcheologen vinden de stenen van Vermaning nog altijd besmet. Jarenlang proberen een aantal van hen ‘definitief bewijs’ te leveren voor dit discutabele uitgangspunt. In 2022, bijna een halve eeuw na de rechtszaak, komt het boek "Valsheid in gesteente" uit, waarin een groep beroepsarcheologen Tjerk Vermaning opnieuw beschuldigt van ‘betrokkenheid bij de grootste archeologische fraude in Nederland’. Voortbordurend op de complottheorie van Waterbolk uit 2002 wijzen zij op Ad Wouters als het meest waarschijnlijke meesterbrein achter de vermeende vervalsingspraktijken. Maar zij ondermijnen de validiteit van hun bevindingen door veelvuldig gebruik te maken van termen als vrijwel, waarschijnlijk en vermoedelijk. Hun onderzoeksmethodologie en conclusies zijn omstreden. Het boek levert geen enkel concreet bewijs voor het in de grond plaatsen van vervalste vuistbijlen op de plaats delict Hoogersmilde.
Vooruitlopend op een verdere uitleg van hun betoog resteert de vraag waarom sommige archeologen zich genoodzaakt voelen om de vondsten van Vermaning als vervalsingen te beschouwen. Het onderzoek voor “Valsheid in gesteente” is uitgevoerd door drs. Frans de Vries, Lamert Postma, dr. Marcel Niekus, Jan Timner, Marten Postma en dr. Henk Kars. Wie deze website doorleest, zal begrijpen dat er veel op het spel staat. Als de vondsten van Vermaning niet vals maar authentiek zijn, dan verliezen wetenschappelijke publicaties die de echtheid betwisten veel van hun waarde en zijn ze mogelijk zelfs helemaal irrelevant. Er zijn talloze publicaties met beschuldigingen tegen Vermaning die dan in de prullenbak kunnen worden gegooid. De conclusie is dan dat "Valsheid in gesteente" niet meer is dan een nieuwe poging van beroepsarcheologen om aan een dilemma te ontsnappen.
Het empirisch onderzoek van “Valsheid in gesteente” richt zich eenzijdig op het aantonen van recente vervalsingen door Tjerk Vermaning, en niet op het achterhalen van de paleolithische oorsprong van de artefacten. De auteurs hadden voor het trekken van hun conclusies alternatieve plausibele verklaringen moeten overwegen. Maar dat gebeurt niet. De auteurs van het boek nemen de rol aan van archeologische rechercheurs en schetsen een complot met Ad Wouters als hoofdrolspeler. Ze baseren zich op een beperkt aantal speciaal uitgekozen artefacten van Vermaning en onderzoeken welbewust geen representatieve steekproef van al zijn vondsten. Eemster artefacten ontbreken ook, omdat de particuliere eigenaren ze niet ter bestudering aan het vooringenomen team "Valsheid in gesteente" willen geven. Bij het microscopische onderzoek is sprake van een vorm van geselecteerde bewijsvoering, doordat de auteurs alleen details naar voren brengen die in hun ogen de vervalsingshypothese ondersteunen. Het onderzoek van de beroepsarcheologen wijst ook op een bevestigingsvooroordeel, want zij besteden minder of geen aandacht aan informatie die hun ideeën tegenspreekt.
Conservator Verhart pleit Wouters vrij.
De auteurs van “Valsheid in gesteente” schetsen verschillende fictieve scenario's met suggesties over de werkwijze van de ‘daders’ Vermaning en Wouters en hoe Wouters mogelijk sjoemelde met de vuurstenen werktuigen voor Tjerk Vermaning. Maar als het boek is verschenen betoogt nog datzelfde jaar conservator Leo Verhart van het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden en het Limburgs Museum in Venlo dat Ad Wouters niet betrokken kon zijn bij de vervalsingen (ts. Archeologie in Nederland, sept 2022, blz. 52). Leo Verhart verdenkt daar nog steeds Tjerk Vermaning alleen van. Ad Wouters kreeg volgens Verhart pas vanaf 1971 contact met Tjerk Vermaning. Dat was jaren na de vondsten van Hoogersmilde en Hijken in 1965 en 19967. Van samenwerking en contact tussen die twee was voor die tijd helemaal geen sprake. Aanvankelijk was hun contact sporadisch. Daar komt bij dat de gezondheid van Ad Wouters in die jaren sterk achteruit ging. Wouters werd afgekeurd voor zijn werk in het onderwijs. Pas nadat in 1975 het bericht van de arrestatie van Vermaning kwam, keerde Wouters terug in de archeologie, om later in 1977 Vermaning te helpen bij de rechtszaak. Ad Wouters wist voor 1971 weinig over Vermaning en zijn vondsten. Het is daarom volgens conservator Leo Verhart uit te sluiten dat Wouters bij de vondsten van Hoogersmilde en Hijken in 1965 en 1967 betrokken is geweest.
Het eerste contact ontstond toen Wouters tijdens een vakantie in Drenthe het museumschip “Palaeohistoria” van Vermaning bezocht. Een jaar later kwam Wouters weer naar Drenthe voor een voorstelling van het Shakespeare Theater in Diever en een tweede bezoek aan het museumschip. Wouters schrijft in zijn boek 'J'Accuse': “Bij onze bezoeken in 1971 en 1972 konden we slechts oppervlakkig kennis maken met deze gepassioneerde zoeker, verzamelaar en kenner van prehistorische werktuigen en fossielen.” Pas nadat de amateurarcheologen Jan Evert Musch en Ewold Horn in 1975 professor Glasbergen vanwege gezondheidsproblemen niet konden betrekken bij de verdediging in de rechtszaak tegen Vermaning, kwam Wouters in beeld. Professor Glasbergen adviseerde om contact op te nemen met Ad Wouters om de zaak over te nemen. Nieuwsgierig geworden door de beschuldigingen van vervalsing en aangemoedigd door de berichten in de kranten, besloot Ad Wouters op 18 maart 1975 hierover contact op te nemen met Vermaning.
▲ Van links naar rechts: 1. Amateurarcheoloog Ad Wouters analyseert in een tv uitzending uit 1977 van TROS/Aktua nogmaals de stenen van Vermaning. Of moeten we dit anders zien en onderzoekt hij hier zijn eigen vervalsingen? 2. De Familie Vermaning en Ad Wouters in 1977 (foto P. Wouters). 3. Beroepsarcheoloog en conservator Leo Verhart reageert op de beschuldigingen in het boek "Valsheid in gesteente" over Ad Wouters. Hij schrijft: "Helaas, het kan mij niet overtuigen."
Hoe komt zuidelijk vuursteen in Noord-Nederland?
Onderzoekers wijzen regelmatig op de vuursteensoorten van de vuistbijlen en andere werktuigen die Vermaning vond in Noord-Nederland. Die vuursteensoorten zouden afkomstig zijn uit Zuid-Nederland en zouden in Noord-Nederland niet voorkomen. Dat suggereert dat de vondsten aangevoerde vervalsingen zijn. Ad Wouters zou volgens “Valsheid in gesteente” dit vuursteen hebben bewerkt en als artefacten in Drenthe hebben verspreid. Vermaning zelf kon dat in elk geval niet, want hij had geen auto en had daardoor geen mogelijkheid om honderd kilometer verderop het zuidelijk vuursteen in grote hoeveelheden op te halen. Tjerk Vermaning had een bromfiets, waardoor het onwaarschijnlijk is dat hij beneden de grote rivieren honderden kilo's aan vuursteen verzamelde en meenam. Het zou een zeer tijdrovend proces zijn geweest. Ook het geologisch reservaat bij Urk waar wel zuidelijk vuursteen ligt komt niet in aanmerking. Dit reservaat was in de jaren zestig en zeventig niet toegankelijk voor publiek. Het reservaat werd destijds beschermd vanwege zijn unieke natuurwaarde en om verstoring van het gebied te voorkomen.
Ad Wouters was een deskundige op het gebied van vuursteenwerktuigen en zou het brein achter de vervalste artefacten zijn. Omdat hij met zijn auto wel de mogelijkheid had om de vuursteenvondsten te verspreiden op de akkers van Drenthe, wordt hij de hoofdverdachte van de auteurs. Vermaning kon vervolgens zijn vondsten doen volgens “Valsheid in gesteente”. Maar er is een minder complexe en meer natuurlijke verklaring voor de aanwezigheid van zuidelijk vuursteen in Noord-Nederland. Want niet alle oudere sedimentlagen in Noord-Nederland zijn het resultaat van sedimentatie door noordelijke gletsjers. In het vroege Pleistoceen waren er bijvoorbeeld riviersystemen die sedimenten vanuit het zuiden transporteerden en afzetten in Noord-Nederland. Zo komt er ook exotisch vuursteen vanuit het zuiden naar het noorden. De ijskappen uit de laatste ijstijd hebben deze sedimentlagen deels, maar niet volledig, terug verplaatst naar de meer zuidelijk gelegen stuwwallen. Zo komt zuidelijk vuursteen sporadisch in Noord-Nederland voor zoals Petroloog Harrie Huisman vast stelde.
Het vermeende financiële motief achter de handel in stenen van Ad Wouters klopt evenmin. In werkelijkheid was hij nooit gehecht aan zijn vondsten. Hij gaf talloze topstukken weg aan zijn vrienden en aan oudheidkamers, zonder er iets voor terug te verwachten. Maar de auteurs van “Valsheid in gesteente” komen tot de onwaarschijnlijke conclusie dat Wouters en Vermaning de twee vervalsers zijn. Op pagina 359 tot en met 361 vallen de auteurs door de mand. Wouters zou betrokken zijn bij de vondsten van Eemster1 in 1972. Zij weten kennelijk niet, waarschijnlijk omdat zij geen grondig onderzoek hebben uitgevoerd, dat tussen Vermaning en Wouters helemaal geen communicatie heeft plaatsgevonden ten tijde van Hoogersmilde en Hijken. Blijft over dat als Wouters al artefacten over de akkers zou hebben verstrooid en gepoot, dan alleen de vondsten van Eemster1 daarvoor in aanmerking komen. Maar ook dit lijkt onwaarschijnlijk, omdat Wouters toen ernstig ziek was. Hij was fysiek niet in staat was om zijn werk in het onderwijs voort te zetten, laat staan om vuistbijlen te vervalsen. Pas na zijn herstel in 1975 keerde Wouters terug in de archeologie.
▲ Dr. Assien Bohmers 1977.
Dr. Assien Bohmers werd in 1965 één dag na de ontdekking van Hoogersmilde geschorst. Hij had voor die datum geen motief om met de vondsten van Hoogersmilde wraak te nemen. Bohmers is na de schorsing gestopt en op eigen verzoek eervol in 1966 ontslagen, omdat hij geen vertrouwen meer had in zijn leidinggevende. Als Waterbolk niet om een schorsing door het universiteitsbestuur had verzocht, dan had Bohmers mogelijk toezicht gehouden op de opgraving in Hoogersmilde. Waterbolk stond te trappelen. Maar Bohmers had met zijn surplus aan kennis misinterpretaties van de vondsten kunnen helpen voorkomen.
Ad Wouters was bron van inspiratie en persona non grata.
Ad Wouters nam de rol op zich om Vermaning te verdedigen tijdens de rechtszaak, omdat er geen andere beroepsarcheologen waren die zich als expert in wilden zetten voor de zaak. Door zijn kennis, vastberadenheid, en solidariteit met Vermaning speelde Wouters een cruciale rol in de verdediging. De inzet van Ad Wouters getuigt van moed, empathie en een sterk gevoel van gerechtigheid. Zijn inzet voor Vermaning is een daad die het verdient om gewaardeerd te worden. Op deze website is de TV-documentaire “Een rechtelijke dwaling” geplaatst. Waterbolk wilde er niet aan meewerken, zodat Veronica merkwaardigerwijs besloot de voltooide documentaire niet uit te zenden. Documentairemaker Co Patist schetst een interessant beeld van de gang van zaken bij de arrestatie en de rechtszaak. En getuige-deskundige Ad Wouters vertelt daarnaast dat hij voorafgaand aan de rechtszaak telefonisch werd bedreigd door een anoniem persoon. De boodschap was dat hij meteen moest stoppen met de zaak Vermaning, anders zou hij wel te weten komen wat er aan de hand was. Na het hoger beroep is duidelijk geworden wat Wouters te wachten stond. Hij is de hoofdverdachte van de vervalsingszaak geworden. De auteurs van “Valsheid in gesteente” noemen hun werk een wetenschappelijke publicatie. Maar de verdachtmaking van Wouters en Vermaning kan moeilijk als wetenschappelijk worden beschouwd. De telefonische bedreiging aan het adres van Wouters is daarentegen een impliciete erkenning van hem als een serieus te nemen tegenstander van het academische geknoei in de affaire Vermaning.
Hoewel Ad Wouters nooit is betrapt op bedrog, maakte Wouters wel een foute inschatting bij een publicatie over bedrog in de APAN/Extern van 1996. Wouters had hierin artefacten van de Ahrensburgkultuur gebruikt als afbeeldingen voor een niet bestaande vindplaats. Dit werd opgemerkt door APAN-lid Anton van der Lee en Ab Lagerwij. Wouters heeft daarvoor zijn excuses aangeboden aan APAN en verklaarde daarbij dat hij de affaire Vermaning opnieuw onder journalistieke aandacht wilde brengen. Het bestuur van APAN was daar niet blij mee en reageerde met een bericht (zie afbeelding 2 onder).
Waterbolk schrijft in zijn boek “Scherpe stenen op mijn pad" op pag. 211,
“Men kan zich afvragen hoe deze intelligente man en geboren docent – die voortreffelijk kon tekenen en fotograferen – zich ontwikkeld zou hebben als hij wel de gelegenheid had gehad om een academische studie te volgen. Zou hij dan geleerd hebben dat voor een onderzoeker de werkelijkheid interessant genoeg is en dat in de wetenschap integriteit boven alles gaat?"
Ondanks zijn wijze woorden verloor Waterbolk in de zaak Vermaning zijn eigen integriteit uit het oog met zijn voortdurend aangepaste beschuldigingen vol tegenstrijdigheden. In zijn boek uit 2003, "Scherpe stenen op mijn pad" suggereert Waterbolk dat Wouters mogelijk verdacht kon zijn in de zaak Vermaning. Maar later in 2019 schreef Waterbolk in zijn autobiografie "Veranderd Verleden” dat het onwaarschijnlijk is dat Wouters de vervalsingen heeft gepleegd. De professor schrijft op het boekomslag dat de vervalsingszaak hem nooit heeft losgelaten.
In de boekjes van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland uit de jaren zeventig staan verschillende wetenschappelijk onderbouwde artikelen van de hand van Ad Wouters. Wouters was destijds voor veel beginnende archeologen juist de persoon die de oude steentijd introduceerde en aanzet gaf tot een academische opleiding in de (steentijd-)archeologie. Na zijn overlijden had Wouters geen mogelijkheid meer om zich te verdedigen tegen de beschuldigingen.
Een gevolg van hun bemoeienis met de rechtszaak deed zich voor toen Ad Wouters en Casper Franssen de verdediging van Vermaning op zich namen. Rond die tijd deden zij samen de ontdekking van hun leven op de Grebbeberg, waar ze artefacten vonden die ouder zijn dan die van Vermaning. Stapert kwalificeerde ze al snel als ‘door het ijs geklopte stenen’, ondanks dat de authenticiteit ervan vastgesteld werd door zijn buitenlandse collega's professor Bosinski en ingenieur Cubuk. Zij deden vervolgens zelf ook enkele aanvullende vondsten op de Grebbeberg. Professor Louwe Kooijmans schrijft in zijn boek "Verleden Land" uit 1978, dat de vondsten ongeveer 200.000 jaar oud zijn. En Kooijmans herhaalt die ouderdom in een artikel in het Parool op 12 maart 1988. (zie afbeelding 1 onder). Het Parool spreekt zelfs over ‘het best bewaarde geheim van de Nederlandse vakarcheologie’. Maar Kooijmans noemt Franssen en Wouters in zijn boek niet als de ontdekkers.
In Archeologische Berichten nr.2 schrijft Wouters dat enkele beroepsarcheologen zijn vondsten uit de stuwwallen als pseudo-artefacten afdeden. En bij een expositie van de Gelderse afdeling van de Nederlandse Archeologie Vereniging AWN weigerde de toenmalige conservator van het gemeente museum Arnhem, Pierre Jansen, de vuursteenwerktuigen van Ad Wouters in het museum. Mogelijk speelde stadsarcheoloog Ruud Boorman daarin een rol, omdat conservator Pierre Jansen was gespecialiseerd in de moderne kunsten. Als verdediger van Tjerk Vermaning kreeg Ad Wouters zo na de rechtszaken her en der tegenwerking.
▲ Links: Parool, 12 maart 1988. Bekijk hier het hele artikel. Midden: APAN wijst het artikel in de APAN/Extern van 1996 door Wouters af. Rechts: Ad Wouters.
In 1985 werd Ad Wouters ook geconfronteerd met een beschuldiging van vervalsing door René Merckx. Een steentje met een afbeelding die bekend staat als de ‘Danseres van Geldrop’ oftewel de ‘Venus van Mierlo’, zou door Wouters zijn vervalst. De steen is in 1962 gevonden tijdens een opgraving van de Ahrensburgcultuur in de Brabantse gemeente Geldrop in samenwerking met de Groningse archeoloog Bohmers. Wouters spande na de beschuldiging direct een rechtszaak aan wegens smaad. Merckx werd in de daarop volgende rechtszaak gesteund door Waterbolk, omdat dit goed leek aan te sluiten bij zijn andere beschuldigingen tegen Bohmers. Maar het rapport van René Merckx werd door het B.A.I. als weinig vleiend beschouwd en zijn claims bleken gebaseerd te zijn op een complotfantasie. Uiteindelijk werd Merckx schuldig bevonden. De rechter bepaalde een minimale strafrechtelijke boete van vijftig gulden. Omdat er geen beroep kon worden aangetekend, vrijwaarde het Wouters van meer negatieve publiciteit. Daarnaast werd Merckx civielrechtelijk veroordeeld tot een schadevergoeding van 8.000 gulden aan Ad Wouters wegens smaad. Dit bedrag is nooit betaald. Wouters wilde het ook niet in termijnen laten inhouden op de uitkering van zijn belediger; de veroordeling zelf bood hem al voldoende genoegdoening. Vele jaren later bleek uit onderzoek dat de stenen niet vervalst zijn. Beroepsarcheoloog Leo Verhart was betrokken bij dit onderzoek naar de echtheid van de Venus van Geldrop. Een Frans expertteam van archeologen uit Bordeaux deed onderzoek naar deze en nog twee andere stenen en trok de conclusie dat ze alle drie echt zijn. Meer over de steengravures op deze stenen is te lezen in het eerste hoofdstuk van het tijdschrift Archeologie 01. Totaal.
Kranten en weblogs schrijven in 2022 veel over Wouters na het verschijnen van het boek "Valsheid in Gesteente". In het boek wordt de indruk gewekt dat Wouters en Vermaning samen schuldig zijn. Maar na grondige analyse van de beschuldigingen blijkt dat weer niet aangetoond is dat de vondsten daadwerkelijk vervalsingen zijn. Het is bijzonder merkwaardig dat Ad Wouters na de rechtszaak als verdachte wordt aangemerkt. Hij had de verdediging van Vermaning uitgevoerd, ondersteund door grondige en goed onderbouwde kennis over de Midden-Paleolithische vondsten. De beschuldigers lijken zich steeds verder op onontgonnen terrein te begeven, zonder rekening te houden met de complexiteit van de materie.
Ad Wouters publiceerde samen met Caspar Franssen tussen 1977 en 1987 artikelen in hun vakblad Archeologische Berichten. Hier te downloaden. In de edities komt de zaak Vermaning regelmatig aan bod. Uitgave 19 en 20 zijn op deze download niet beschikbaar.
De beschuldiging van vervalsing in 1975 heeft veel aandacht gevestigd op het Midden-Paleolithicum in Nederland. Ondanks de vrijspraak in 1978, claimt professor Kooijmans in 1988, dat de kwestie-Vermaning het wetenschappelijk onderzoek in Nederland jarenlang heeft verlamd. In deze periode hebben de amateurarcheologen Ad Wouters en Caspar Franssen desondanks veel bijdragen geleverd aan de archeologie. Hun vondsten op de Grebbeberg kregen internationale erkenning, terwijl de academische archeologie in Nederland stagneerde. Kooijmans stelt dat de toegenomen interesse voor het Midden-Paleolithicum vooral te danken is aan de inspanningen van amateurs. Hij wijst in het Parool van 12 maart 1988 op de geringe traditie van het Midden-Paleolithicum binnen de Nederlandse archeologie. Hij beweert dat de inspanningen van beroepsarcheologen als drs. Stapert zeer bescheiden waren. De bijdrage van Nederlandse amateurarcheologen aan de vakliteratuur en wetenschap is opmerkelijk en hun bevindingen worden vooral in het buitenland erkend en gewaardeerd. Dat bleek al in 1986 toen het Drentse APAN-lid en amateurarcheoloog Jan Evert Musch op uitnodiging een lezing hield voor het ‘Wereldcongres voor Archeologie’ in Southampton. De discussie over de rol van de APAN-amateurs versus de professionals in de archeologie zal misschien voortduren, maar inmiddels hebben de amateurs een cruciale rol gespeeld in het onderzoek naar de Nederlandse prehistorie en het Midden-Paleolithicum, de tijd van de Neanderthalers.
Technische analyse >