De Affaire Tjerk Vermaning.
Het verhaal over een amateurarcheoloog uit de Nederlandse geschiedenis. 
 

Voortdurende controversie rond Tjerk Vermaning.


Foto: P. Wouters 1977. De Familie Vermaning en Ad Wouters.

¨ De zaak Vermaning is pas afgedaan als Tjerk helemaal is gerehabiliteerd ¨.

Ad Wouters in het parool, 30 december 1978.


In de beleving van enkele beroepsarcheologen zijn de stenen van Vermaning nog steeds besmet en ze wilden daar iets mee doen. Dat gebeurde met een boekuitgave in 2022, "Valsheid in gesteente", waarin enkele beroepsarcheologen Tjerk Vermaning beschuldigen van betrokkenheid bij de grootste archeologische fraude in Nederland. Ad Wouters wordt mogelijk gezien als het meesterbrein achter deze praktijken. Het onderzoek voor dat boek, is uitgevoerd door Frans de Vries, Lammert Postma, Marcel Niekus, Jan Timmer, Marten Postma en Henk Kars, maar de methodologie en conclusies zijn omstreden. Veelgebruikte termen als "vrijwel", "waarschijnlijk" en "vermoedelijk" ondermijnen de validiteit van de bevindingen. Er zijn in het boek geen concrete bewijzen geleverd voor het in de grond plaatsen op de plaats delict. 

Er resteert slechts de vraag waarom sommige archeologen zich genoodzaakt voelen om de vondsten van Vermaning als vervalsingen te beschouwen. Wie deze website grondig heeft doorgenomen, kan maar één conclusie trekken: als de Vondsten van Vermaning als authentiek worden bevestigd, verliezen de wetenschappelijke publicaties die hun echtheid betwisten, hun waarde en kunnen ze als irrelevant worden beschouwd. De talloze publicaties die dergelijke beschuldigingen bevatten, zouden dan ook in de prullenbak kunnen worden gegooid. De poging om met het boek "Valsheid in Gesteente" uit dit dilemma te ontsnappen is het antwoord dat overblijft op de vraag waarom sommige archeologen de Vondsten van Vermaning als vervalsingen blijven beschouwen.



Het empirisch onderzoek richtte zich op het aantonen van recente vervalsingen door Tjerk Vermaning, in plaats van het achterhalen van de paleolithische oorsprong van de artefacten. Bij het evalueren van de conclusies kunnen alternatieve, plausibele verklaringen worden overwogen. De auteurs van het boek nemen de rol aan van archeologische rechercheurs en schetsen een complot met Ad Wouters als hoofdrolspeler. De steekproef van Vermanings artefacten is niet willekeurig gekozen en weerspiegelt niet de volledige populatie van vermeende vondsten. De Eemster artefacten zijn in particulier bezit, en niet ter bestudering aan het team "Valsheid in Gesteente" gegeven. Het onderzoek lijkt geselecteerde bewijsvoering te hanteren die alleen de hypothese van vervalsingen ondersteunt, wat wijst op een bevestigingsvoordeel. Microscopisch onderzoek naar stenen heeft geen directe relatie met menselijk gedrag.


▲  Video fragmenten: De amateurarcheoloog Ad Wouters analyseert in een tv uitzending uit 1977, van TROS/Aktua, nogmaals de stenen van Vermaning met aan tafel, getuige deskundige Dr. ir. C. Franssen. Of staat hij hier nogmaals zijn eigen vervalsingen te controleren, of ze vals zijn? 

Hoe de daders Vermaning en Wouters in de gedachten van de auteurs samen te werk zouden zijn gegaan, is geïllustreerd aan de hand van verschillende fictieve scenario's met suggesties. De schrijvers van het boek "Valsheid in gesteente" proberen het aannemelijk te maken dat Ad Wouters mogelijk met de werktuigen voor Tjerk Vermaning zou hebben gesjoemeld. Leo Verhart, die werkzaam is geweest bij gerenommeerde musea zoals het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden en het Limburgs Museum in Venlo, betoogd in het tijdschrift Archeologie in Nederland van september 2022, dat Ad Wouters niet betrokken kon zijn bij de vervalsingen. Leo Verhart verdenkt nog steeds Tjerk Vermaning ervan. Ook hij baseert zijn argumentatie op verschillende factoren die pleiten voor de onschuld van Wouters. Ad Wouters had pas vanaf 1971 contact met Tjerk vermaning. En dat contact was pas na de vondsten van Hoogersmilde en Hijken. Van samenwerking en contact was voor die tijd helemaal geen sprake. Daar komt bij dat de gezondheid van Ad Wouters in die periode sterk achteruit was gegaan, waardoor hij werd afgekeurd voor het onderwijs waar hij werkzaam was. In 1975 keerde Wouters pas weer terug in de archeologie dat was na het bericht van het arrest van Vermaning en om later in 1977 Vermaning te helpen in de strafvonnis zaak. Ad Wouters kreeg pas voor het eerst oppervlakkig sporadisch contact met Vermaning in 1971 de periode daarvoor wist hij weinig over Vermaning en zijn vondsten. Dat persoonlijk sporadisch contact ontstond toen Wouters, op vakantie in Drenthe was, en het museumschip “Palaeohistoria” van Vermaning bezocht. Een tweede keer dat hij contact had, was in 1972. Wouters bezocht een openluchttheatervoorstelling van Shakespeare in Diever en, omdat hij toch in een hotel in Drenthe was, bezocht hij het museumschip van Vermaning voor de tweede keer. Wouters schrijft in zijn boek 'J'Accuse': 'Bij onze bezoeken in 1971 en 1972 konden we slechts oppervlakkig kennis maken met deze gepassioneerde zoeker, verzamelaar en kenner van prehistorische werktuigen en fossielen. De amateurarcheologen Musch en Horn hadden in 1975 professor Glasbergen destijds benaderd om de verdediging in de rechtszaak tegen Vermaning op zich te nemen, maar prof. Glasbergen kon niet vanwege gezondheidsredenen. Professor Glasbergen adviseerde hen om contact op te nemen met Ad Wouters om de zaak over te nemen. Nieuwsgierig geworden door de beschuldigingen van vervalsing mede door de berichten in de kranten, besloot Ad Wouters op 18 maart 1975 contact op te nemen met Vermaning. De vondsten van Hoogersmilde en Hijken waren ver voor die tijd in 1965 en 1967 toen had Wouters geen contact met Vermaning. Ad Wouters kon absoluut niet bij de vervalsingen uit 1965 en 1967 betrokken zijn geweest. 

Vermaning had geen auto en had geen mogelijkheid om 100 kilometer verderop het zuidelijk vuursteen in grote aantal op te halen. Tjerk Vermaning had slechts een bromfiets, waardoor het onwaarschijnlijk is dat hij in staat was om op lange afstanden beneden de rivieren in het zuiden van het land de honderden en kilo's aan vuursteen te verzamelen. Bovendien zou dit een langdurig en tijdrovend proces zijn geweest. Ook het keizand reservaat bij Urk komt niet in aanmerking. Dit reservaat was in de jaren 60 en 70 niet toegankelijk voor publiek. Het reservaat werd destijds beschermd vanwege zijn unieke natuurwaarde en om verstoring van het gebied te voorkomen. Bezoekers mochten het gebied niet betreden om de flora en fauna te beschermen. Ad Wouters, die de Vermaning verdedigde en de grootste deskundige was op het gebied van vuursteenwerktuigen, zou als het ware het brein achter de artefacten zijn omdat zijn auto hem namelijk de mogelijkheid gaf om de vuursteenvondsten voor Vermaning te verspreiden en uit te strooien op de akkers van Drenthe? En dit alles omdat onderzoekers wijzen op vuursteensoorten die afkomstig zouden zijn uit Zuid-Nederland, wat suggereert dat de vondsten mogelijk vervalsingen zijn. Niet alle oudere sedimentlagen in Noord-Nederland zijn het resultaat van sedimentatie door noordelijke gletsjers. Tijdens het Pleistoceen waren er verschillende geologische processen en hydrologische systemen actief die hebben bijgedragen aan de sedimentatie in deze regio. In het vroege Pleistoceen waren er ook riviersystemen die sedimenten transporteerden en afzetten in Noord-Nederland. En bestaat ook uit exotisch vuursteen vanuit het zuiden. De ijskappen uit de laatste ijstijd hebben deze sedimentlagen niet volledig verplaatst naar de stuwwallen. Wouters zou betrokken zijn bij de vondsten van Eemster1 in 1972. Maar hoe zit dat dan met die vondsten uit 1965 en 1967 Hoogersmilde en Hijken? Het motief waarom Ad Wouters in stenen handelde, klopt niet. In werkelijkheid was hij nooit gehecht aan zijn vondsten, noch aan geld. Hij gaf talloze topstukken weg aan zijn vrienden en aan oudheidkamers, zonder er iets voor terug te verwachten. De auteurs Valsheid komen tot de conclusie dat er slechts twee vervalsers zijn: Wouters en Vermaning. Op pagina 359 tot en met 361 vallen deze beroepspersonen finaal door de mand omdat zij geen grondig onderzoek hebben uitgevoerd; de communicatie tussen Vermaning en Wouters heeft helemaal niet plaatsgevonden ten tijde van Hoogersmilde en Hijken. Wouters zou artefacten over de akkers hebben verstrooid en gepoot. Dan zou hij dat met de Eemster-vondsten mogelijk wel hebben kunnen doen, maar het lijkt onwaarschijnlijk dat de man een jaar, vlak voor het ontstaan van het contact met Vermaning, dat kon doen omdat hij toen ernstig ziek was en fysiek niet in staat was om zijn werk in het onderwijs voort te zetten, laat staan om vuistbijlen te vervalsen. Na zijn herstel van zijn ziekte keerde Wouters in 1975 weer terug naar de archeologie. 

 

 

 A. Bohmers  in 1977. 


 

Bohmers, die was in 1965 één dag na de vondsten ontdekking van Hoogersmilde geschorst. Hij had geen motief om met de vondsten van Hoogersmilde wraak te nemen. Hij is na de schorsing gestopt met eervol ontslag op eigen verzoek wegens een ander reden.  Bohmers werd beschuldigd van wapenbezit omdat Jan de Vries een medewerker van het BAI hem een pistool had verkocht. Na de overtreding van de wapenwet werd hij door de universiteitsraad, op initiatief van Waterbolk, op non-actief gesteld. In tegenstelling tot eerdere beweringen vertrok Bohmers daarna zelf, omdat hij het vertrouwen in zijn leidinggevende had verloren. Opmerkelijk is dat Bohmers kort na het inspecteren van eerste archeologische vondsten van Hoogersmilde die hij bij Vermaning had bekeken, werd geschorst op initiatief van Waterbolk. Had deze schorsing niet plaatsgevonden, dan had Bohmers mogelijk toezicht gehouden op de opgraving in Hoogersmilde, wat zou hebben kunnen helpen bij het voorkomen van misinterpretaties van de vondsten. 

Een onderzoek door A. Carmiggelt, Hoofd Bureau Oudheidkundig Onderzoek bij de gemeente Rotterdam (BOOR), wijst ook uit dat de betrokkenheid van Bohmers onwaarschijnlijk is. Op 27 januari 1965 bezoekt Bohmers, Vermaning in zijn woonboot om de spectaculaire vondsten van Hoogersmilde voor het eerst te bekijken. Hij doet dat samen met van der Waals, destijds conservator bij het Drents Museum en een goede bekende van Vermaning. Dezelfde periode kwam Bohmers echter in opspraak met uiteindelijk zijn eigen ontslag in 1966. Tien jaar na het vertrek van Bohmers kwam de beschuldiging dat de artefacten vals zouden zijn. In het Proefschrift "Geheimzinnigheid is zijn fort" uit 2019 beschrijft A. H. Carmiggelt waarom het onwaarschijnlijk is dat Bohmers verdachte is. Prof. Waterbolk en Bohmers konden niet met elkaar door één deur. Waterbolk ergerde zich aan Bohmers oorlogsverleden, wat ook blijkt uit zijn boek "Scherpe stenen op mijn pad" wat in de zaak Vermaning hem goed uitkwam. Ad Wouters nam de rol op zich om Vermaning te verdedigen tijdens de rechtszaak omdat er geen beroepsarcheologen waren die zich als expert in wilde te zetten voor de zaak. Door zijn vastberadenheid en solidariteit om Vermaning te verdedigen, zelfs zonder steun van beroepsarcheologen, speelde Wouters een cruciale rol in deze zaak. Hierdoor werd Wouters achteraf na de rechtszaak zelf het onderwerp van controverse en onderzoek. De inzet van Ad Wouters, getuigt van moed, empathie en een sterk gevoel van gerechtigheid. Het is een daad die verdient om erkend en gewaardeerd te worden. 

In de TV-documentaire 'Een rechtelijke dwaling', gemaakt door Co Patist, vertelt Ad Wouters dat hij telefonisch door een anoniem persoon is bedreigd en dat hij zich niet als verdediger met de zaak van Vermaning moet bemoeien. In het telefoontje dat hij kreeg, was de boodschap dat hij meteen moet stoppen met de zaak Vermaning, anders zou hij wel te weten komen wat er aan de hand was. Later, na die 2e rechtszaak, is duidelijk geworden wat Wouters te wachten stond. Hij is de hoofdverdachte geworden. Op deze website is de documentaire te bekijken. De onderzoekers en tevens auteurs noemen het boek een wetenschappelijke publicatie. Of de verdachtmaking van Wouters en Vermaning als wetenschappelijk kan worden beschouwd, kan een kanttekening worden geplaatst. De telefonische bedreiging aan Wouters kan in feite worden opgevat als een erkenning van Wouters als een serieuze tegenstander die de waarheid aan de kaak stelt.


Hoewel, Ad Wouters nooit is betrapt op bedrog, maakte Wouters een foute inschatting voor een publicatie van bedrog in de APAN/Extern van 1996. Hij had artefacten van de Ahrensburgkultuur gebruikt als afbeeldingen voor een niet bestaande vindplaats. Dit werd opgemerkt door APAN-lid Anton van der Lee en Ab Lagerwij. Wouters heeft zijn excuses aangeboden aan APAN. Hij wilde hiermee de affaire Vermaning opnieuw onder de journalistieke aandacht brengen. Het bestuur van APAN was daar op zijn zachtst gezegd niet blij mee en reageerde met een bericht. Zie afb. 1. Waterbolk schrijft in zijn boek “Scherpe stenen op mijn pad" op pag. 211, 

“Men kan zich afvragen hoe deze intelligente man en geboren docent – die voortreffelijk kon tekenen en fotograferen – zich ontwikkeld zou hebben als hij wel de gelegenheid had gehad om een academische studie te volgen. Zou hij dan geleerd hebben dat voor een onderzoeker de werkelijkheid interessant genoeg is en dat in de wetenschap integriteit boven alles gaat?"

Ondanks zijn wijze woorden is hij zijn eigen integriteit met de tegenstrijdigheden in de zaak Vermaning vergeten. In zijn boek uit 2003, "Scherpe stenen op mijn pad" suggereert Waterbolk dat Wouters mogelijk verdacht kon zijn in de zaak Vermaning. Echter, later schreef Waterbolk in zijn autobiografie uit 2019, "Veranderd Verleden," dat het onwaarschijnlijk is dat Wouters de vervalsingen heeft gepleegd. Prof. Waterbolk schrijft op de achterkant van zijn boekomslag ¨Veranderd Verleden", de vervalsingszaak heeft hem nooit losgelaten. Wie nog steeds de oude boekjes van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland uit de jaren '70 op zolder heeft liggen of erin slaagt er een te bemachtigen, zal al snel ontdekken dat er heel wat wetenschappelijk goed onderbouwde artikelen van de hand van Ad Wouters te lezen zijn. Ad Wouters was destijds voor enkele beginnende archeologen de persoon die de oude steentijd had geïntroduceerd om een academische opleiding in de (steentijd) archeologie te gaan volgen. Na het overlijden van Ad Wouters had hij geen mogelijkheid meer om zich te verdedigen tegen de beschuldigingen.

1.




Een andere situatie deed zich voor toen Ad Wouters en Casper Franssen de verdediging van Vermaning op zich namen. Rond die tijd deden zij de vondst van hun leven met de Grebbeberg-vondsten, die ouder zijn dan de Vermaning-vondsten. Deze vondsten werden door Stapert gekwalificeerd als "door het ijs geklopte stenen" Ondanks dat de vondsten door de buitenlandse collega's prof. Bosinski en ir. Cubuk, die ook enkele vondsten ontdekte, en stelde de authenticiteit ervan vast. Was Stapert niet onder de indruk. Prof. Louwe Kooijmans schrijft in zijn boek "Verleden Land" uit 1978, dat de vondsten ongeveer 200.000 jaar oud zijn. In zijn boek worden Fransen en Wouters niet als de ontdekkers genoemd. Het Parool schrijft over het best bewaarde geheim van de Nederlandse vakarcheologie. Kooijmans erkend de ouderdom van de vondsten. (Parool, 12 maart 1988). 

Als verdediger van Tjerk Vermaning kreeg Ad Wouters na die tijd veel tegenwerking. In de archeologische berichten nr.2, schrijft Wouters dat zijn vondsten uit de stuwwallen als pseudo-artefacten zijn afgedaan door enkele beroepsarcheologen. Tijdens een expositie, georganiseerd door de Gelderse afdeling van de AWN, weigerde de toenmalige conservator van het gemeente museum Arnhem, Pierre Jansen, de vuursteenwerktuigen van Ad Wouters in het museum,  waar destijds Ruud Boorman als stadsarcheoloog werkzaam was. Het is niet duidelijk of zijn invloed hierin een rol heeft gespeeld.


  Parool, 12 maart 1988. Download hier het hele artikel.


In 1985 werd Ad Wouters ook geconfronteerd met een beschuldiging van vervalsing door René Merckx. Een steentje met een afbeelding die bekend staat als de "Danseres van Geldrop oftewel de Venus van Mierlo", zou door Wouters zijn vervalst. De steen is in 1962 gevonden tijdens een opgraving van de Ahrensburgcultuur in de gemeente Geldrop, Brabant. In samenwerking met de Groningse archeoloog A. Bohmers. Wouters spande direct een rechtszaak aan wegens smaad, waarbij prof. Waterbolk belang had bij het ondersteunen van Merckx in zijn verdediging. Het rapport van René Merckx werd door het B.A.I. als weinig vleiend beschouwd en zijn claims bleken gebaseerd te zijn op complotfantasie. Uiteindelijk werd Merckx schuldig bevonden aan smaad. Het rapport van Merckx berustte op zijn eigen uit de lucht gegrepen fantasie. Merckx werd strafrechtelijk veroordeeld tot f 50,-, de minimale straf waartegen geen beroep kon worden aangetekend, om zo nog meer negatieve publiciteit voor Wouters te vermijden. Daarnaast werd hij civielrechtelijk veroordeeld tot een schadevergoeding van f 8000,- aan Ad Wouters wegens smaad. Dit bedrag is nooit betaald, en Wouters wilde het ook niet in termijnen laten inhouden op de uitkering van zijn belediger; de veroordeling zelf bood hem al voldoende genoegdoening.  Een onderzoek dat vele jaren later werd uitgevoerd, onthulde dat de stenen niet vervalst waren. De beroepsarcheoloog L. Verhart was betrokken bij het onderzoek naar de echtheid van de Venus van Geldrop. Een archeologen expertteam uit Bordeaux (Frankrijk) deed onderzoek naar deze steen en nog 2 andere stenen en trokken de conclusie dat de stenen alle 3 echt zijn. Voor degenen die meer willen weten over de steengravures op deze stenen, kan dit lezen in het eerste hoofdstuk van van het tijdschrift Archeologie 01. Totaal.






Na het verschijnen van het boek "Valsheid in Gesteente" in 2022, schrijven kranten en weblogs over Ad Wouters, waarbij de indruk wordt gewekt dat Wouters en Vermaning samen schuldig zijn. Na grondige analyse van de beschuldigingen blijkt niet aangetoond te zijn dat de vondsten daadwerkelijk vervalsingen zijn. Er zijn verschillende oorzaken die dit kunnen verklaren. Het is bijzonder merkwaardig dat Ad Wouters na de rechtszaak als verdachte wordt aangemerkt. Hij had de verdediging van Vermaning uitgevoerd, ondersteund door grondige en goed onderbouwde kennis over de Midden-Paleolithische vondsten. De beschuldigers lijken zich steeds verder op een ongenuanceerd terrein te begeven, zonder rekening te houden met de complexiteit ervan.



Ad Wouters publiceerde samen met Caspar Franssen sinds 1977 t/m 1987 publicaties in hun vakblad archeologische berichten. Hier te downloaden. Vanaf berichten 2 t/m 18 komt de zaak Vermaning regelmatig aan bod. Uitgave 19 en 20 zijn op de download pagina niet beschikbaar.

 

 

Die beschuldigingen van vervalsing in 1975, heeft de aandacht op het Midden-Paleolithicum in Nederland geleid. Ondanks zijn vrijspraak in 1978, claimt prof. Kooijmans in 1988, dat de kwestie-Vermaning het wetenschappelijk onderzoek in Nederland jarenlang heeft verlamd. In deze periode hebben de amateur-archeologen, Ad Wouters en C. Franssen, echter veel bijdragen geleverd aan het veld. Hun vondsten, uit de Grebbeberg, hebben internationale erkenning gekregen, terwijl de academische wereld in Nederland stagneerde. Kooijmans erkent dat de interesse in het Midden-Paleolithicum is toegenomen, maar stelt dat dit vooral te danken is aan de inspanningen van amateurs. Hij wijst in het Parool van 12 maart 1988 op de geringe traditie van het Midden-Paleolithicum binnen de Nederlandse archeologie, en dat de inspanningen van beroepsarcheologen, zoals drs. Stapert, zeer bescheiden waren. De bijdrage van amateur-archeologen aan de archeologische literatuur en wetenschap is opmerkelijk. Ondanks de scepsis binnen de academische wereld, worden hun bevindingen erkend en gewaardeerd, vooral in het buitenland. En bleek al door dat de Drentse APAN amateur-archeoloog Jan Evert Musch 1986 werd uitgenodigd voor het ‘Wereldcongres voor Archeologie’ in Southampton om een lezing te houden. De discussie over de rol van de APAN amateurs versus professionals in de archeologie zal wellicht blijven voortduren, maar het is duidelijk dat deze amateurs een cruciale rol hebben gespeeld in het onderzoek naar de Nederlandse prehistorie van het Midden-Paleolithicum.